Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-11-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8976, AWB - 14 _ 2437
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-11-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8976, AWB - 14 _ 2437
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 27 november 2014
- Datum publicatie
- 23 januari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:8976
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:14, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 2437
Inhoudsindicatie
BPM – tweedehands kampeerauto
Belanghebbende heeft het afschrijvingspercentage voor de bepaling van de rest BPM voor de kampeerauto gebaseerd op de inkoopwaarde van een bestelauto; dus zonder rekening te houden met de uitrusting tot kampeerauto. De rechtbank oordeelt dat dat niet juist is. Gebruikte bestelauto’s zijn geen vergelijkbare voertuigen voor gebruikte kampeerauto’s. Het Besluit van de staatssecretaris ziet alleen op het bepalen van de bruto BPM van een kampeerauto en niet voor het bepalen van de rest BPM van die kampeerauto.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 14/2437
uitspraak van 27 november 2014
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (Limburg),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 7 maart 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) ter zake van een motorrijtuig Fiat Ducato 35H MH2 Gran Volume 2.3 (VIN eindigend op [XXXX]) (hierna: kampeerauto) en de daarbij bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Westerhoven, tot bijstand vergezeld van [A] en namens de inspecteur, [verweerder].
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van de kampeerauto aangifte BPM gedaan. De op de aangifte verschuldigde BPM van € 5.924 is voldaan op 7 november 2012.
Aan belanghebbende is ter zake van voormelde registratie met dagtekening 18 oktober 2013 een naheffingsaanslag van € 520 opgelegd door de inspecteur. Daarbij is een bedrag van € 12 aan belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft bij brief van 31 oktober 2014 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag.
De kampeerauto is afkomstig uit Duitsland. Het chassis is gelijk aan dat van een gesloten bestelauto Fiat Ducato. Voor de heffing van BPM verwijzen partijen naar het Besluit van 20 december 2011, BLKB2011/2548, Sts.crt. 23 december 2011 nr. 23189 (het Besluit) waarin het volgende, voor zover hier van belang, is opgenomen:
“5.4 Kampeerauto’s
Maatstaf van heffing kampeerauto
Als een gesloten bestelauto is ingericht als kampeerauto die voldoet aan de in paragraaf 5.4.2 genoemde voorwaarden, zou de bpm moeten worden berekend over de catalogusprijs van de kampeerauto. De meeste kampeerauto’s worden vervaardigd op basis van een bepaald type gesloten bestelauto.
Goedkeuring
Met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) keur ik het volgende goed.
Als een gesloten bestelauto wordt gebruikt als basis voor een qua wielbasis van die bestelauto afwijkende kampeerauto en voldoet aan de voorwaarden, wordt de bpm berekend over de catalogusprijs van een zoveel mogelijk met de verkregen kampeerauto vergelijkbare gesloten bestelauto. Dit geldt ook als een kampeerauto is afgeleid van een ander soort auto (bijvoorbeeld een chassis-cabine). (…)
Recreatieve functie
Een kampeerauto heeft twee functies. Enerzijds dient hij voor het vervoer van personen. Anderzijds heeft hij een recreatieve functie, die vergelijkbaar is met die van tenten en caravans.
Voor het bepalen van de maatstaf van heffing van een kampeerauto wordt uitgegaan van de catalogusprijs van een met die kampeerauto vergelijkbare bestelauto, met inbegrip van de waarde van de aan de recreatieve functie toe te rekenen delen van de inrichting.
Goedkeuring
Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) goed dat de bpm voor kampeerauto’s niet wordt berekend over dat deel van de catalogusprijs dat is toe te rekenen aan de recreatieve functie. Ik stel hierbij de volgende cumulatieve voorwaarden aan de binnenruimte van deze kampeerauto. (…)”
Vaststaat dat:
- -
-
de kampeerauto op 12 augustus 2011 voor het eerst is toegelaten tot de openbare weg, in dit geval in Duitsland;
- -
-
voor de maatstaf van heffing moet worden uitgegaan van de catalogusprijs van een gesloten bestelauto Fiat Ducato 35H MH2 (hierna: de bestelauto); en
- -
-
de bruto BPM van de bestelauto € 10.412 is.
Tussen partijen is uitsluitend het afschrijvingspercentage voor de bepaling van de rest BPM in geschil.
Volgens belanghebbende bedraagt de afschrijving 43,1%. Dit percentage is gebaseerd op de inkoopwaarde van de bestelauto; dus zonder rekening te houden met de uitrusting tot kampeerauto. Volgens belanghebbende kan het niet zo zijn dat de uitrusting tot kampeerauto alleen voor nieuwe voertuigen buiten aanmerking blijft en niet bij gebruikte voertuigen.
De inspecteur stelt dat het Besluit alleen ziet op de berekening van de bruto-BPM zoals gold op de ingebruikname van bestelauto en dat bij een gebruikte auto voor het vaststellen van het afschrijvingspercentage rekening moet worden gehouden met de uitrusting tot kampeerauto. De inspecteur heeft aldus een afschrijving toegepast van 38,108%.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor de berekening van de verschuldigde BPM maakt de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) onderscheid tussen nieuwe en gebruikte personenauto’s (artikel 9, vijfde en zesde lid, van de Wet BPM).
Gelet op de systematiek van de wet, waarbij de catalogusprijs als heffingsgrondslag de hoofdregel is en een vermindering van de aldus berekende BPM de uitzondering, rust op belanghebbende de bewijslast de door hem bepleite vermindering van de bruto BPM aannemelijk te maken.
Uitgangspunt voor de heffing van BPM bij tweedehands auto’s die in Nederland worden ingevoerd vanuit een andere EU-lidstaat is dat niet meer BPM geheven mag worden dan de BPM die nog drukt op vergelijkbare gebruikte voertuigen die al in Nederland zijn geregistreerd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn vergelijkbare gebruikte voertuigen in dit geval geen gebruikte bestelauto’s maar gebruikte kampeerauto’s. Er is immers in het algemeen een wezenlijk verschil tussen beide soorten voertuigen. Zo is een bestelauto niet ingericht voor het vervoer van personen, maar een kampeerauto daarentegen weer wel. Daarnaast heeft de kampeerauto een recreatieve functie. De rechtbank is verder van oordeel dat het Besluit een tegemoetkoming biedt dat voor bepaling van de bruto BPM. Het Besluit biedt geen grondslag om voor de bepaling van de rest BPM van een kampeerauto uit te gaan van de catalogusprijs en inkoopwaarde van een bestelauto. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat voor de bepaling van de rest BPM het afschrijvingspercentage 43,1% is.
De rechtbank acht een afschrijving van 38,108% over een periode ruim een jaar met een kilometerstand van 6.260 zeker niet te laag. Dat betekent dat het gelijk is aan de inspecteur. Het beroep is ongegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan op 27 november 2014 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.