Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-12-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8992, AWB - 14 _ 37

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-12-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8992, AWB - 14 _ 37

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
24 december 2014
Datum publicatie
3 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:8992
Zaaknummer
AWB - 14 _ 37
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting, herinvesteringsreserve

De inspecteur legt belanghebbende ambtshalve een aanslag vennootschapsbelasting 2007 op.

Door belanghebbende gevormde hir valt deels vrij omdat op de aanschaf van andere bedrijfsmiddelen ten onrechte is afgeboekt.

De aanslag blijft grotendeels in stand.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 14/37

uitspraak van 24 december 2014

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 31 december 2010 ambtshalve een aanslag vennootschapsbelasting 2007 opgelegd en bij gelijktijdige beschikkingen een verzuimboete opgelegd en heffingsrente vastgesteld.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken van 27 november 2013 belanghebbendes bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, de aanslag en de beschikking heffingsrente verminderd en de boete gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 3 januari 2014, ontvangen bij de rechtbank op 6 januari 2014, beroep ingesteld. De griffier heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Amersfoort, en namens de inspecteur, [verweerder]. Het beroep met procedurenummer 14/38 is gelijktijdig behandeld. Ter zitting heeft belanghebbende een pleitnota en een aantal bijlagen overgelegd en de inspecteur een pleitnota, waarvan afschriften aan de rechtbank en de wederpartij zijn verstrekt.

1.6.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een mondelinge uitspraak op 26 november 2014 aangekondigd.

1.7.

De rechtbank heeft partijen bij brief van 25 november 2014 ingelicht dat in plaats van mondeling, schriftelijk uitspraak zal worden gedaan op 24 december 2014.

1.8.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift met deze uitspraak is verzonden.

2 Feiten en omstandigheden

2.1.

Belanghebbende is de moedervennootschap in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. [A] is directeur-grootaandeelhouder van belanghebbende (hierna: de dga). De fiscale eenheid houdt zich onder meer bezig met de handel in en exploitatie van onroerend goed en de exploitatie van boten.

De dga had vanaf juni 2007 een privéwoning op Ibiza. Deze bood hij te huur aan met de mogelijkheid tot het meehuren van een boot, een Duarry Sporttech (hierna ook: de Duarry), zie 2.4.

2.2.

Dochtervennootschap [B BV] heeft op [datum] 2004 een jachthaven te [plaats Y] (hierna: de jachthaven) verkocht voor € 690.000. De boekwaarde vóór de verkoop was € 160.944. Voor de gerealiseerde boekwinst van € 529.056 is per ultimo 2004 een herinvesteringsreserve (hierna: hir) gevormd.

2.3.

Dochtervennootschap [C BV] heeft in 2005 de ondernemingsactiviteiten van een sauna te ’s-Hertogenbosch overgedragen. Voor de boekwinst van € 2.278.067 is toen ook een hir gevormd.

2.4.

In de fiscale eenheid hebben zich in de jaren 2006 en 2007 nog de volgende van belang zijnde transacties voorgedaan:

aanschaf van een boot Powerline 2006 € 400.000

aanschaf van een boot Rinker 226 Bowrider 06 2006 € 42.017

aanschaf ligplaats nummer A2 2006 € 53.000

aanschaf ligplaatsen B6 en E6 2007 € 45.000

aanschaf van de Duarry 2007 € 151.070

verkoop van de boot Powerline 2007 € 500.000

2.5.

Voor de boekwinst behaald bij de verkoop van de Powerline van € 98.055 is eveneens een hir gevormd.

2.6.

Belanghebbende heeft na daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand geen aangifte vennootschapsbelasting 2007 ingediend.

2.7.

De inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 31 december 2010 ambtshalve een aanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 1.000.000 en een verzuimboete van € 567 voor het niet doen van aangifte.

2.8.

Belanghebbende heeft bij brief gedagtekend 12 februari 2011 tegen die aanslag een bezwaarschrift ingediend dat op 15 februari 2011 bij de inspecteur is binnengekomen. Belanghebbende heeft bij brief van 9 maart 2011 alsnog een fiscaal rapport met betrekking het jaar 2007 overgelegd met daarin een berekende belastbare winst van € 352.056 en een belastbaar bedrag van nihil. Blijkens dit rapport heeft belanghebbende in 2006 en 2007 de hir van € 529.056 (zie 2.2) op de aanschafkosten van de ligplaatsen en de boten Rinker en Duarry (totaal: € 291.087) afgeboekt en die hir voor het overige (€ 237.969) tot de fiscale winst gerekend.

2.9.

De inspecteur heeft bij de uitspraken op bezwaar onder meer de afboekingen op de hir niet geaccepteerd en tevens een gebruiksvergoeding vanwege gebruik van de boten door de dga in aanmerking genomen. Het belastbare bedrag is vastgesteld op € 738.293 volgens ondervermelde specificatie:

belastbare winst volgens fiscaal rapport: € 352.056

Correcties

Compensabel verlies -/- € 17.905

Vrijval herinvesteringsreserve € 291.087

Gebruiksvergoeding boten € 15.000

Ten onrechte gevormde hir € 98.055

Nader vastgesteld belastbaar bedrag € 738.293

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of de hir die is gevormd in verband met de verkoop van de jachthaven op juiste wijze is aangewend, of terecht een hir gevormd is met betrekking tot de winst die is behaald met de verkoop van de Powerline en of door de inspecteur terecht een gebruiksvergoeding voor het gebruik van de boten door de dga in aanmerking is genomen. Ten slotte is ook in geschil de hoogte van de in aanmerking te nemen verliescompensatie.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij ter zitting hebben verklaard.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de belastbare winst tot € 352.056. Voorts moet volgens belanghebbende rekening gehouden worden met een bedrag aan compensabele verliezen van € 840.963, zodat een belastbaar bedrag resulteert van nihil. Belanghebbende verzoekt daarnaast om een vergoeding voor geleden immateriële schade.

3.4.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Schadevergoeding

7 Beslissing