Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-01-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:1, AWB - 14 _ 1315

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-01-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:1, AWB - 14 _ 1315

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
5 januari 2015
Datum publicatie
28 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:1
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1315
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Geen (afwaardering) regresvordering.

Belanghebbende heeft tegen volledige en finale kwijting een bedrag betaalt aan de curator ter aanwending voor de voldoening van crediteuren in de faillissementen van de vennootschappen waar belanghebbende (in)direct bestuurder van was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende het bedrag voldaan om zodoende niet persoonlijk aansprakelijk gesteld te worden voor de schulden van de gefailleerde vennootschappen. Dit maakt dat sprake is van privé-kosten, die niet voor aftrek in aanmerking komen.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 14/1315

Uitspraak van 5 januari 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.680.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 januari 2014 de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen op 3 maart 2014 een digitaal beroepschrift bij de rechtbank ingediend. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2014 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Oss, en namens de inspecteur, [verweerder]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat tegelijk met deze uitspraak in afschrift naar partijen is verzonden.

1.5.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een mondelinge uitspraak aangekondigd. Bij brief van 1 december 2014 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat de mondelinge uitspraak wordt omgezet in een schriftelijke uitspraak.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende was bestuurder en enig aandeelhouder van [de holding] (hierna: de holding). De holding was bestuurder van [A BV] (hierna: [A BV]) en [B BV] (hierna: [B BV]).

2.2.

Op [datum] 2004 zijn [A BV], [B BV] en de holding door de rechtbank te ’s-Hertogenbosch in staat van faillissement gesteld.

2.3.

Op 6 oktober 2009 is tussen de curator en belanghebbende een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij is overeengekomen dat belanghebbende tegen volledige en finale kwijting een bedrag van € 23.500 betaalt aan de curator ter aanwending voor de crediteuren in de faillissementen van onder andere voornoemde vennootschappen.

2.4.

Belanghebbende heeft over het jaar 2009 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.180 en heeft daarbij € 23.500 aangemerkt als zijnde negatief resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen.

2.5.

De inspecteur heeft het bedrag van € 23.500 niet als aftrekpost geaccepteerd en heeft met dagtekening 26 september 2012 de onderhavige aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 75.680.

2.6.

Het hiertegen gerichte bezwaar is in de uitspraak op bezwaar van 21 januari 2014 ongegrond verklaard.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende het bedrag van € 23.500 als negatief resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen in aftrek kan brengen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.180. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing