Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-01-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:109, AWB - 14 _ 1168
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-01-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:109, AWB - 14 _ 1168
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 januari 2015
- Datum publicatie
- 23 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:109
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:907, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 1168
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting: nieuw feit/waardering nabetalingsvordering.
De inspecteur beschikte over een nieuw feit, aangezien het hem niet aan te rekenen is dat hij niet eerder beschikte over de leveringsakte, terwijl deze akte wel was overgelegd aan de inspecteur belast met de overdrachtsbelasting. De rechtbank oordeelt dat beide partijen de door hen voorgestane waarde van de nabetalingsvordering niet aannemelijk hebben gemaakt. De rechtbank bepaalt de waarde derhalve in goede justitie.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 14/1168
uitspraak van 13 januari 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbenden] , te [Plaats A],
belanghebbenden,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbenden voor het jaar 2008 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (aanslagnummer [nummer]H.87) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.057 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 194.423, alsmede bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht van € 4.743.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 januari 2014 de navorderingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbenden hebben daartegen bij brief van 24 februari 2014, ontvangen bij de rechtbank op 25 februari 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 45.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2014 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigden van belanghebbenden, [gemachtigden], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Breda, en namens de inspecteur, [verweerder]. Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen wordt toegezonden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster) is overleden op 2 juli 2012. Zij heeft in 2006 percelen cultuurgrond aan een projectontwikkelaar verkocht voor € 1.982.937,50, met onder meer een nabetaling van € 50 per m² bij wijziging van het geldende bestemmingsplan voor woningbouw.
In de leveringsakte van 28 maart 2006 is, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende opgenomen:
- de verkoper levert percelen grond aan de koper onder voorbehoud van het in de akte vermelde zakelijk recht van gebruik;
- de koopprijs bedraagt € 12,50 per m², ofwel nu de totale oppervlakte van het verkochte 158,635 m² bedraagt, in totaal € 1.982.937,50;
- de verkoper heeft het recht om het verkochte ‘om niet’ te gebruiken gedurende de periode dat de koper het verkochte niet voor eigen gebruik nodig heeft tot het moment waarop de bestemming van het verkochte onherroepelijk is gewijzigd in een woonbestemming, dan wel, indien dit eerder is, tot het moment waarop de koper het verkochte in gebruik wil nemen, doch in ieder geval uiterlijk tot 1 januari 2023;
- indien en zodra er voor het verkochte een wijziging in het bestemmingsplan is goedgekeurd en onherroepelijke rechtskracht heeft gekregen, waardoor het verkochte geheel of gedeeltelijk is aangewezen voor woningbouwdoeleinden zal de koper aan de verkoper een vergoeding van € 50 per m²verschuldigd zijn over dat deel van het verkochte dat de bestemming woningbouwdoeleinden heeft gekregen. Ook is voorzien in een nabetaling bij wijziging van het geldende bestemmingsplan waarin het verkochte is aangewezen voor industrie- en/of bedrijfsdoeleinden;
- indien de koper op 1 maart 2023 geen nabetaling heeft gedaan, heeft de verkoper tot 1 april 2023 het recht om het verkochte terug te kopen voor € 5 per m².
In de aangifte inkomstenbelasting 2008 heeft erflaatster niets aangegeven ter zake van haar voorwaardelijke vordering en van de rechten uit hoofde van de in 2.2 genoemde leveringsakte. Aan erflaatster is een aanslag opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. Tijdens de beoordeling van de aangifte inkomstenbelasting 2009 is de inspecteur bekend geworden met voormelde leveringsakte. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur op 4 januari 2011 verzocht de betreffende percelen te taxeren om de waarde van de voorwaardelijke vordering en van de rechten te bepalen.
Door [taxateur], taxateur van de Belastingdienst, is op 10 augustus 2011 een taxatierapport opgemaakt betreffende de percelen. De voorwaardelijke vordering en de rechten zijn daarin als volgt getaxeerd.
Peildatum 1 januari 2008:
Waarde nabetalingsvordering |
Waarde terugkooprecht |
Waarde voortgezet gebruik |
Totale waarde (afgerond) |
|
Grond [A] |
€ 2.212.326 |
€ 23.029 |
€ 102.563 |
€ 2.335.000 |
Grond [B] |
€ 1.047.763 |
€ 10.068 |
€ 41.864 |
€ 1.095.000 |
Totaal |
€ 3.260.089 |
€ 33.097 |
€ 144.427 |
€ 3.430.000 |
Peildatum 31 december 2008:
Waarde nabetalingsvordering |
Waarde terugkooprecht |
Waarde voortgezet gebruik |
Totale waarde (afgerond) |
|
Grond [A] |
€ 1.563.377 |
€ 23.029 |
€ 94.782 |
€ 1.680.000 |
Grond [B] |
€ 854.330 |
€ 10.068 |
€ 38.687 |
€ 900.000 |
Totaal |
€ 2.417.707 |
€ 33.097 |
€ 133.469 |
€ 2.580.000 |
Bij brieven van 12 juli 2012 en 9 augustus 2012 heeft de inspecteur aan belanghebbenden zijn voornemen tot navordering kenbaar gemaakt. Met dagtekening 29 september 2012 heeft de inspecteur de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. Daarin is het belastbare inkomen uit sparen en beleggen gecorrigeerd tot € 194.423. Dit is 4% over een gemiddelde rendementsgrondslag van € 4.860.581, gespecificeerd als volgt:
Aangegeven rendementsgrondslag: € 1.855.581
Correctie (€ 3.430.000 plus € 2.580.000/2): € 3.005.000 +
Rendementsgrondslag na correctie: € 4.860.581
Bij brief van 3 september 2012, door de inspecteur ontvangen op 4 september 2012, hebben belanghebbenden bezwaar gemaakt tegen de aangekondigde navorderingsaanslag. Op 25 oktober 2013 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Bij uitspraak op bezwaar van 22 januari 2014 heeft de inspecteur de correctie herrekend op € 3.367.920 (€ 5.802.341 plus € 933.500, gedeeld door 2). Omdat deze correctie hoger is dan die bij het opleggen van de navorderingsaanslag is berekend, heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen en de navorderingsaanslag gehandhaafd.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
1. Is sprake van een nieuw feit dan wel kwade trouw waardoor navordering gerechtvaardigd is?
2. Is de nabetalingsvordering te hoog gewaardeerd?
De door de inspecteur berekende waarde van het terugkooprecht en het recht op voortgezet gebruik is tussen partijen niet meer in geschil.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbenden concluderen tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de navorderingsaanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen waarbij voor de berekening van de waarde van de nabetalingsvordering wordt uitgegaan van een realisatiekans van 17%. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.