Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-02-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:1475, AWB - 14 _ 2381

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-02-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:1475, AWB - 14 _ 2381

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
6 februari 2015
Datum publicatie
17 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:1475
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2381
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting -belastingkorting

De rechtbank oordeelt dat de belastingkorting maximaal 25% van het in de (onherroepelijke) verliesvaststellingbeschikking vermelde verlies bedraagt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer AWB 14/2381

uitspraak van 6 februari 2015

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 5 maart 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2012 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV), aanslagnummer [aanslagnummer].H.26.01 (hierna: de aanslag).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2015 te Eindhoven. Aldaar is verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [verweerder].

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 18 december 2014 aan [gemachtigde] op [adres] te Maastricht, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. [gemachtigde] is namens belanghebbende, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 20 december 2014 op genoemd postbusnummer beschikbaar is gesteld en daarmee is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste postadres is aangeboden.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende is op [datum] 1970 naar buitenlands recht gehuwd met [A] (hierna: de echtgenote).

2.2.

Belanghebbende heeft in 2010 een verlies uit aanmerkelijk belang geleden van € 18.151. De inspecteur heeft dit verlies bij beschikkingen van 5 april 2012 respectievelijk 23 mei 2012 voor 50% (€ 9.075) aan belanghebbende toegerekend en voor 50% (€ 9.075) aan de echtgenote.

2.3

De inspecteur heeft met dagtekening 31 december 2013 de aanslag IB/PVV 2012 conform de ingediende aangifte aan belanghebbende opgelegd. Daartegen heeft belanghebbende tijdig bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft belanghebbende verzocht om het verlies uit aanmerkelijk belang uit 2010 om te zetten in een belastingkorting van € 4.537 (dat is 25% van € 18.151).

2.4.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de belastingkorting voor het verlies uit aanmerkelijk belang vastgesteld op € 2.296 (25% van € 9.075).

2.5.

Belanghebbende heeft gesteld hij naar Nederlands recht niet in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd en dat de verdeling van het verlies uit aanmerkelijk belang over het jaar 2010 tussen hem en de echtgenote daardoor niet mogelijk zou zijn geweest. Derhalve dient de inspecteur volgens belanghebbende de belastingkorting op € 4.537 vast te stellen in plaats van op € 2.296.

2.6.

De rechtbank overweegt als volgt. Het verlies uit aanmerkelijk belang is ten behoeve van belanghebbende bij beschikking van 5 april 2012 vastgesteld op € 9.075 (de verliesvaststellingsbeschikking). Feiten en omstandigheden die van invloed zijn op het bedrag van het verlies dienen in die fase te worden opgebracht. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende tegen voormelde beschikking (tijdig) bezwaar heeft gemaakt. Nu belanghebbende tegen de verliesvaststellingsbeschikking geen rechtsmiddelen heeft aangewend, is deze onherroepelijk komen vast te staan. De rechtbank merkt nog op dat, ongeacht het huwelijksgoederenregime tussen de echtgenoten, een verlies uit aanmerkelijk belang een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel (artikel 2.17, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001) is dat ook aan de echtgenote kan worden toegerekend.

2.7.

Ingevolge artikel 4.53, eerste lid, van de Wet IB 2001 kan een nog niet verrekend verlies uit aanmerkelijk belang worden omgezet in een belastingkorting indien de belastingplichtige en zijn partner in het kalenderjaar en het daaraan voorafgaande kalenderjaar geen aanmerkelijk belang hebben. Op grond van artikel 4.53, derde lid, van de Wet IB 2001 bedraagt de belastingkorting 25% van het nog niet verrekende verlies. Niet in geschil is dat belanghebbende en de echtgenote in 2012 en 2011 geen aanmerkelijk belang hebben. Nu het verlies uit aanmerkelijk belang uit 2010 ten behoeve van belanghebbende op € 9.075 is vastgesteld, bedraagt de belastingkorting voor het jaar 2012 25% van € 9.075 ofwel € 2.296. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur de belastingkorting terecht op € 2.296 heeft vastgesteld. Voor de echtgenote van belanghebbende zal eveneens een belastingkorting van € 2.296 moeten worden vastgesteld die verrekenbaar is met de door haar in de jaren 2012 tot en met 2019 verschuldigde IB/PVV.

2.8.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.9

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 6 februari 2015 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.