Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-03-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:1525, 295326 HA RK 15-37

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-03-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:1525, 295326 HA RK 15-37

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 maart 2015
Datum publicatie
11 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:1525
Zaaknummer
295326 HA RK 15-37

Inhoudsindicatie

Het verzoek tot wraking in procedures AWB 14/2879, 14/2568, 14/3087 en 14/3089 is afgewezen.

Uitspraak

Wrakingskamer

Locatie: Breda

Procedurenummer: 295326 HA RK 15-37

Beslissing van 9 maart 2015 inzake het wrakingsverzoek, ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van:

[naam],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen verzoeker.

1 Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het proces-verbaal van de zitting van de enkelvoudige kamer team belastingrecht van 12 februari 2015, waarin opgenomen het door verzoeker op de zitting mondeling gedaan wrakingsverzoek, gericht tegen mr. D. Hund, behandelend rechter van na te zaken;

-

de van mr. Hund op 16 februari 2015 ingekomen schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek;

-

de processtukken in na te noemen zaken, en

-

de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting van 4 maart 2015, waarbij zijn verschenen verzoeker en mr. N. Barkane, namens de inspecteur van Belastingdienst, verweerder in na te noemen zaken. Ofschoon daartoe in de gelegenheid gesteld, is mr. Hund niet verschenen.

2 Het verzoek

2.1.

Het verzoek strekt tot wraking van mr. Hund, voornoemd, als behandelend rechter, belast met de behandeling van het door verzoeker ingestelde beroep tegen de beslissingen van de inspecteur van de Belastingdienst, gegeven op de bezwaarschriften van verzoeker tegen de aan hem opgelegde aanslagen Inkomstenbelasting 2010 en 2011 (procedurenummers AWB 14/2879, 14/2568, 14/3087 en 14/3089).

2.2.

Blijkens de van hem ingekomen schriftelijke reactie berust mr. Hund, verder te noemen de rechter, niet in het verzoek tot zijn wraking.

3 De gronden van het wrakingsverzoek

3.1.

De behandeling door de rechter van het hiervoor genoemde beroep heeft plaatsgevonden op de zitting 12 februari 2015, althans de rechter heeft daartoe, blijkens het van die zitting opgemaakte proces-verbaal, een aanvang gemaakt.

3.2.

In dat proces-verbaal is (onder meer) het volgende vermeld:

“De rechter deelt mee dat mr. Van Schaik zich om persoonlijke redenen heeft doen vervangen door hem. Belanghebbende verklaart: Ik ben het niet met u eens, omdat u een vooringenomenheid koestert ten opzichte van mij. Ik ben u vaker tegengekomen. Ik ben van mening dat subjectieve aspecten aanwezig zijn waardoor de vrees wordt gerechtvaardigd dat ik bij u geen eerlijk proces krijg. Ik vraag mij af of u ooit een uitspraak hebt gedaan in mijn voordeel. Daarom wraak ik u.”

3.3.

Bij gelegenheid van de behandeling van zijn wrakingsverzoek heeft verzoeker dit verzoek als volgt toegelicht. Verzoeker is van mening dat het proces-verbaal van de zitting onjuist en onvolledig is. Zo heeft de rechter op de zitting verklaard dat hij de zaken zal afdoen en dat hij geen dossierkennis heeft. De door rechter eerder behandelde zaken betroffen volgens verzoeker zaken van zijn ex-partner, waarin hij haar als gemachtigde bijstond en waarin de rechter negatief heeft beslist. Verzoeker voert voorts aan dat hij geen enkel vertrouwen meer heeft in de rechtspraak, waaronder ook alle belastingrechters van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Verzoeker stelt dat hij sedert 2007 talloze (circa 1000) rechtszaken heeft gevoerd, die alle voor hem negatief zijn afgedaan. Daarnaast voert hij aan dat hij door toedoen van de rechtspraak als miljonair is beland in de welfare.

4 Het standpunt van de rechter

5 De beoordeling en de gronden daarvoor

6 Beslissing