Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-01-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2195, AWB - 14 _ 490
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-01-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2195, AWB - 14 _ 490
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 12 januari 2015
- Datum publicatie
- 9 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:2195
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 490
- Relevante informatie
- Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. De verhuur van sportaccommodaties (voetbalvelden) door de gemeente aan voetbalverenigingen kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank niet als verhuur van onroerende zaken, maar als het gelegenheid geven tot sportbeoefening.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 14/490
Uitspraak van 12 januari 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [Plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 31 oktober 2012 over het tijdvak 1 juli 2012 tot en met 30 september 2012 € 47.416 omzetbelasting op aangifte voldaan.
Belanghebbende heeft hiertegen een bezwaarschrift met dagtekening 10 december 2012 ingediend.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 december 2013 het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 23 januari 2014, ontvangen bij de rechtbank op 24 januari 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2014 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende [persoon A], beleidsmedewerker bij belanghebbende, vergezeld van de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigden], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Utrecht, en namens de inspecteur [gemachtigden]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat tegelijk met deze uitspraak in afschrift naar partijen is verzonden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Belanghebbende is een publiekrechtelijk lichaam. Belanghebbende heeft in het onderhavige tijdvak de sportaccommodaties te [plaats A], [plaats B], [plaats C], [plaats D], [plaats E], [plaats F], [plaats G], [plaats H] en [plaats I] (hierna: de sportaccommodaties), te weten voetbalvelden, tegen vergoeding ter beschikking gesteld aan sportverenigingen. Belanghebbende treedt ter zake op als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB).
In het bezwaarschrift heeft belanghebbende verzocht om een teruggaaf van € 8.864, nu de terbeschikkingstelling van de sportaccommodaties aan de verenigingen volgens belanghebbende ingevolge tabel I, post b3, behorende bij de Wet OB (hierna: post b3) kwalificeert als ‘het geven van gelegenheid tot sportbeoefening’, belast tegen het verlaagde tarief en met aftrek van de desbetreffende voorbelasting, en niet als ‘de verhuur van onroerende zaken’, die is vrijgesteld zonder aftrek van de voorbelasting.
Bij brief van 18 februari 2013 heeft de inspecteur aan belanghebbende gevraagd om de schriftelijke gebruikersovereenkomsten te overleggen.
Bij brief van 5 maart 2013 heeft belanghebbende aangegeven dat er geen schriftelijke gebruikers- dan wel huurovereenkomsten zijn gesloten. Wel zijn door belanghebbende voorwaarden geformuleerd voor de terbeschikkingstelling van de sportaccommodaties. Belanghebbende heeft een formulier betreffende de voorwaarden en bedingen behorende bij het in gebruik geven van sportvelden en bijbehorende accommodaties (hierna: de Voorwaarden) bijgevoegd. In de Voorwaarden is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
2. Het gebruik is toegestaan gedurende de wedstrijden waaraan de huurder deelneemt of die hij onder zijn verantwoordelijkheid organiseert en gedurende de oefentijden en benevens een redelijke tijd er voor en er na, een en ander onder goedkeuring van burgemeester en wethouders. Verhuurster is bevoegd in plaats van een redelijke tijd een exacte tijdsduur vast te stellen.
(…)
4. Het onderhoud van het gebruikte geschiedt door en voor rekening van de gemeente. De gebruiker is gehouden voor dit onderhoud te allen tijd gelegenheid te geven. Indien in de normale werktijden wedstrijden worden gespeeld moet de gebruiker ten behoeve van de regeling van het onderhoud daarvan aan gebruikgever kennis geven.
(…)
6. Het verzorgen van de netten, het kalken van de lijnen en alle verdere werkzaamheden die nodig zijn voor de beoefening van een sport, geschieden door en voor rekening van gebruiker, alles voorzover het speelveld betreft waarvan gebruik wordt gemaakt. Het kalken van de lijnen moet geschieden met materiaal dat de grasmat niet aantast.
7. De gebruikgever heeft het recht om gebruiker het gebruik van de speelvelden te verbieden, wanneer deze tengevolge van de weersgesteldheid of de onderhoudstoestand van de speelvelden daarvoor naar het oordeel van gebruikgever niet geschikt zijn.
(…)
9. De kosten van elektriciteit, gas en water zijn voor rekening van de gebruikgever, tenzij met de gebruiker anders wordt overeengekomen.
(…)
17. Alle lasten die op het gebruikte worden geheven zijn voor rekening van gebruikgever.
(…)
20. Het vast onderhoud door gebruikgever vindt plaats op maandag, na wedstrijden in het weekend. Bij tussentijdse wedstrijden op weekdagen dient gebruiker zelf voor onderhoud zorg te dragen, waaronder begrepen het herstellen van de grasmat.
(…)
23. In verband met maaiwerk (1 à 2 maal per week) is het van belang dat trainingsdoeltjes en andere obstakels na gebruik van het veld worden verwijderd.
24. Na oefen- en vriendschappelijke wedstrijden e.d., niet gespeeld in het weekend, wordt uw medewerking gevraagd bij het zelf herstellen van de grasschade aan het veld.
(…)”.
3 Geschil
In geschil is of het door belanghebbende ter beschikking stellen van de sportaccommodaties kwalificeert als vrijgestelde verhuur van onroerende zaken in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wet OB, hetgeen de inspecteur stelt, dan wel als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening dat ingevolge post b3 belast is tegen het verlaagde tarief van 6%, hetgeen belanghebbende verdedigt.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij daar ter zitting aan hebben toegevoegd.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot teruggaaf van € 8.671 omzetbelasting. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Genoemd bedrag is tussen partijen niet in geschil.