Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-04-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2470, AWB - 12 _ 6703

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-04-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2470, AWB - 12 _ 6703

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 april 2015
Datum publicatie
29 april 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:2470
Zaaknummer
AWB - 12 _ 6703
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

KB-Lux-navorderingsaanslagen vernietigd. Overgangsrecht invoering regelgeving informatiebeschikking. Aannemelijk dat de vader KBL-rekeninghouder was. Aangezien de uitspraken op bezwaar zijn gedaan na 1 juli 2011 (de datum van invoering van de informatiebeschikking-regelgeving) en de inspecteur geen informatiebeschikking heeft genomen, is er geen grond voor omkering van de bewijslast. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat de modelmatig berekende correcties juist zijn. Immateriëleschadevergoeding.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers AWB 12/6703 tot en met 12/6714

uitspraak van 9 april 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbenden] ,

belanghebbenden,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft ten name van [X] de volgende navorderingsaanslagen (hierna: de navorderingsaanslagen) opgelegd:

Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV):

procedure

jaar

[aanslagnummer]

dagtekening

12/6703

1990

H08

31-12-2002

12/6704

1991

H18

31-05-2003

12/6705

1992

H28

31-05-2003

12/6706

1993

H38

31-05-2003

12/6707

1994

H48

31-05-2003

12/6708

1995

H57

17-06-2003

Vermogensbelasting (hierna: VB):

procedure

jaar

[aanslagnummer]

dagtekening

12/6709

1991

K18

31-12-2002

12/6710

1992

K28

31-05-2003

12/6711

1993

K38

31-05-2003

12/6712

1994

K48

31-05-2003

12/6713

1995

K58

31-05-2003

12/6714

1996

K67

31-05-2003

1.2.

Bij de navorderingsaanslagen is heffingsrente in rekening gebracht.

1.3.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 31 oktober 2012 de navorderingsaanslagen verminderd.

1.4.

Belanghebbenden hebben bij brief van 4 december 2012, ontvangen bij de rechtbank op 7 december 2012, beroep ingesteld. Ter zake van de beroepen heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 42.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De inspecteur heeft vóór de zitting nadere stukken (brief van 12 maart 2015 en brief van 13 maart 2015) ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan belanghebbenden.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2015 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord [A], een van de belanghebbenden, die tevens gemachtigde is van de andere belanghebbenden, ter bijstand vergezeld door [B], en namens de inspecteur, [verweerder]. De beroepen met de in 1.1 vermelde procedurenummers zijn daarbij gelijktijdig behandeld. De beroepen van de erven van [Y] zijn daarbij ook gelijktijdig behandeld (procedurenummers 13/2349 tot en met 13/2357). [A] heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

1.8.

Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met deze uitspraak is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

De vader van belanghebbenden was [X] (hierna: de vader). Zijn voornaam was [voornaam X]. De vader was, tot zijn overlijden op [datum] 1996, in gemeenschap van goederen getrouwd met [Y] (hierna: de moeder). De moeder is op [datum] 1999 overleden. Na het overlijden van de vader heeft de moeder het vruchtgebruik verkregen over het vermogen van vader.

2.2.

Bij brief van 27 oktober 2000 heeft de Belgische Bijzondere belastinginspectie spontaan inlichtingen verstrekt die betrekking hebben op afdrukken van microfiches (hierna: de microfiches) van de KREDIETBANK LUXEMBOURG te Luxemburg (hierna: KBL). Op basis van de inlichtingen hebben de FIOD-ECD en de Belastingdienst een onderzoek ingesteld (hierna: het rekeningenproject). Op de microfiches stonden onder andere de volgende regels (rechtbank: waar in de tekst “??” staat is de kopie van het microfiche onvoldoende leesbaar):

"JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994

(...)

54-[rekeningnummer]-??-0000 00 0040 TER LDO [X - Y] 118.256,94

(…)

52-[rekeningnummer]-34-0000 00 0040 VUE [X - Y] 182,98”

2.3.

De inspecteur heeft bij brief met dagtekening 12 maart 2002 die ten name van de vader is gesteld en die geadresseerd is aan belanghebbenden, belanghebbenden geïnformeerd dat uit onderzoek naar voren is gekomen dat de vader houder is (geweest) van een buitenlandse bankrekening. De inspecteur heeft belanghebbenden voorts gevraagd opgave te doen van de door hem na 1 januari 1990 aangehouden bankrekeningen middels een bijgesloten “verklaring buitenlandse bankrekeningen”. De inspecteur heeft daarbij belanghebbenden gewezen op hun informatieplicht en op de sanctie van omkering van de bewijslast indien niet volledig aan de verplichting tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen wordt voldaan.

2.4.

Belanghebbenden hebben de in 2.3 vermelde verklaring bij brief van 19 maart 2002 oningevuld naar de inspecteur retour gezonden, onder vermelding dat de vader is overleden en dat “in verband hiermede (…) derhalve geen gevolg [kan] worden gegeven aan Uw verzoek”.

2.5.

Vervolgens is een briefwisseling tussen partijen op gang gekomen (brieven van de inspecteur van 16 april 2002, 8 mei 2002, 29 mei 2002, 18 september 2002, 24 september 2002, 14 november 2002, en brieven van belanghebbenden van 22 april 2002, 20 mei 2002, 10 september 2002, 8 oktober 2002) die in de kern erop neerkomt dat de inspecteur om informatie of medewerking heeft verzocht en belanghebbenden daarop afwijzend hebben gereageerd.

2.6.

[ambtenaar], verbalisant van de FIOD-ECD/kantoor Haarlem, heeft op 5 juni 2012 een proces-verbaal opgesteld waarin hij ambtsedig heeft verklaard (voor zover hier van belang):

“Op basis van het voorgaande verklaar ik, verbalisant, het volgende:

1. Op de afdruk van de microfiche van de KB Lux komt onder meer voor de naam:

[X - Y]

2. Uit eerder onderzoek naar rekeninghouders van de KB Lux is komen vast te staan dat indien deze notatiewijze wordt gehanteerd er volgens de systematiek van de KB Lux sprake is van gehuwden, in casu: [X], gehuwd met [Y].

3. Uit de match van het cliëntenbestand KB Lux met het BVR-bestand komt één hit voor, waarbij [X] de partner is (geweest)van [Y]. Dit is [X], geboren op [datum]-1917, met sofinummer [sofinummer], gehuwd geweest met [Y].

4. Uit de match van het BVR-bestand met het RDW-bestand zie ik dat de eerste voornaam [X] is [voornaam X].

Uit de match van de rekeninghouder(s), zoals vermeld op de microfiches van de KB Lux met de Belastingdienst ten dienste staande landelijke bestanden, komt één persoon als rekeninghouder in aanmerking, zijnde : [X], gehuwd geweest met [Y], zoals die onder punt 3. staat vermeld.”

2.7.

Nadat bij diverse brieven de inspecteur belanghebbenden in kennis heeft gesteld van zijn voornemen navorderingsaanslagen op te leggen, zijn de navorderingsaanslagen opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd op basis van modelmatige berekende correcties (hierna: de modelmatige correcties). Bij de modelmatige correcties is onder andere een zogenoemde 1.5-factor toegepast.

2.8.

Op 14 juni 2012 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het verslag van deze hoorzitting vermeldt onder meer het volgende over hetgeen [A] heeft verklaard:

“Op haar sterfbed heeft moeder aangegeven dat er een rekening is bij ABN. Over een rekening bij KB-Lux heeft zij niet gesproken. Bij de erfenis is dit ook niet aan de orde geweest. Zij, haar broer en zus weten niets af van de rekening.”

2.9.

In het beroepschrift van belanghebbenden is onder meer te lezen:

“Tijdens het hoorgesprek op 14 juni 2012 heeft de ambtenaar er herhaaldelijk op aangedrongen om toch maar naar Luxemburg te gaan omdat dat de enige mogelijkheid was duidelijkheid te krijgen in deze zaak. (…) We hebben besloten hieraan gevolg te geven, ook omdat deze langslepende kwestie als een zwaard van Damocles boven ons hangt. Ter plekke kregen we te horen dat er geen informatie voorhanden was, aangezien dit gegeven langer dan 10 jaar geleden speelde. Bovendien verzekerde men ons dat het de Belastingdienst te allen tijde vrij staat navraag te doen over een buitenlandse rekening indien zij het vermoeden daarover hebben.”

2.10.

De inspecteur heeft bij de uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen en de heffingsrente verminderd, omdat de in 2.7 vermelde 1.5-factor – naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6350 – diende te worden geëlimineerd bij de modelmatige correcties.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht althans naar de juiste hoogte zijn vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op beantwoording van de volgende vragen;

  1. Leidt de trage afhandeling van de bezwaren tot vernietiging van de navorderingsaanslagen?

  2. Is de vader terecht als rekeninghouder geïdentificeerd?

  3. Is de bewijslast terecht omgekeerd en verzwaard?

  4. Zijn de navorderingsaanslagen te hoog?

  5. Heeft de inspecteur bij het doen van de uitspraken op bezwaar voldoende zorgvuldig gehandeld?

  6. Hebben belanghebbenden recht op vergoeding van immateriële schade?

3.2.

Voor de standpunten en conclusies van partijen verwijst de rechtbank naar hetgeen door hen is aangevoerd op de zitting en in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concluderen tot vernietiging van de uitspraken en de navorderingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Immateriëleschadevergoeding

6 Proceskosten

7 Beslissing