Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-04-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2858, AWB - 13 _ 6972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-04-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2858, AWB - 13 _ 6972

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 april 2015
Datum publicatie
13 mei 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:2858
Zaaknummer
AWB - 13 _ 6972
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting - Tabel I, post a.37 – toepassen verlaagd tarief

Belanghebbende levert matrassen waarbij in de reclame-uiting als eigenschap ‘voortreffelijke drukverlaging’ wordt vermeld. De matrassen worden niet expliciet als antidecubitusmatrassen aangeboden. De rechtbank oordeelt dat de matrassen, gelet op de wetssystematiek, de bedoeling van de wetgever en het unierechtelijke kader, geen antidecubitusmatrassen zijn als bedoeld in Tabel I, post a.37, bij de Wet OB zodat het verlaagde tarief niet van toepassing is.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer AWB 13/6972

uitspraak van 22 april 2015

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 8 november 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen het bedrag van de door haar op aangifte over het tijdvak oktober 2011 tot en met december 2011 voldane omzetbelasting van € 3.110.921 (nummer: [aanslagnummer].B.01.1300).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2015. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende [A] en [B], vergezeld door de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigden] verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Eindhoven, en namens de inspecteur [verweerder]. De zaken met de procedurenummers AWB 13/6972 en AWB 13/6973 zijn gelijktijdig behandeld.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen is verzonden.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende, handelend onder de naam [belanghebbende], is ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). Belanghebbende maakt deel uit van de groep van [C NV] (hierna: het concern). Het concern produceert en levert onder andere matrassen onder de namen [matrasnaam 1] (hierna: [matrasnaam 1] matrassen) en [matrasnaam 2] (hierna: [matrasnaam 2] matrassen).

2.2.

Op 29 april 2004 heeft de inspecteur goedgekeurd dat de vennootschappen van het concern, waaronder belanghebbende, bij de levering van de [matrasnaam 1] matrassen en [matrasnaam 2] matrassen het verlaagde tarief van 6% mogen toepassen. Bij brief van 8 september 2010 heeft de inspecteur aan het concern het voornemen bekend gemaakt om voormelde goedkeuring in te trekken. Op 20 december 2010 zijn de inspecteur en het concern - namens vennootschappen van de groep - onder meer het volgende overeengekomen:

- dat de [matrasnaam 1] matrassen kwalificeren als antidecubitusmatrassen als bedoeld in Tabel I, post a.37, bij de Wet;

- dat het concern tot 1 september 2011 het verlaagde tarief van 6% mag toepassen op leveringen van de [matrasnaam 2] matrassen;

- dat het concern zal afzien van de mogelijkheid van beroep op het vertrouwensbeginsel in relatie tot de eerder gedane toezeggingen bij de levering van de [matrasnaam 2] matrassen na 31 augustus 2011;

en

- dat het concern de vraag of het verlaagde tarief ten aanzien van de levering van [matrasnaam 2] matrassen vanaf 1 september 2011 aan de rechter mag voorleggen.

2.3.

De [matrasnaam 1] matrassen worden specifiek aangeboden als antidecubitusmatrassen en worden geheel dan wel nagenoeg geheel geleverd aan zorginstellingen en ziekenhuizen. De [matrasnaam 1] matrassen hebben een matrasdikte van 14 centimeter, inclusief een traagschuimlaag van 5 centimeter dik. De [matrasnaam 1] matras is geschikt gemaakt – met name door de matrasdikte – voor stalen ziekenhuisbedden. De [matrasnaam 2] matrassen worden aangeboden op de consumentenmarkt waarbij in de reclame-uiting de eigenschap van de matrassen als ‘voortreffelijke drukverlaging’ wordt aanbevolen. Zij worden niet expliciet als antidecubitusmatrassen aangeboden. De minimale traagschuimlaag van een [matrasnaam 2] matras bedraagt 8 centimeter. De [matrasnaam 2] matrassen zijn vanwege commerciële doeleinden dikker dan de [matrasnaam 1] matrassen.

2.4.

Gedurende het onderhavige tijdvak heeft belanghebbende over de omzet van de [matrasnaam 2] matrassen het tarief van 19% toegepast.

2.5.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

  1. Vallen de [matrasnaam 2] matrassen onder de in Tabel I, post a.37, bij de Wet genoemde antidecubitusmatrassen?

  2. Indien vraag a) ontkennend moet worden beantwoord, is er dan sprake van schending van het neutraliteitsbeginsel?

Indien het gelijk is aan belanghebbende, dient teruggaaf te worden verleend van € 490.963 aan omzetbelasting.

2.6.

Volgens belanghebbende is ‘drukverlagend’ synoniem aan antidecubitus. Zij verwijst naar de parlementaire toelichting op Tabel I, post a.37, bij de Wet waaruit zij afleidt dat door ‘speciale opvang van lokale drukuitoefening’, de [matrasnaam 2] matrassen kwalificeren als matrassen ter voorkoming van decubitus.

2.7.

In de bijbehorende parlementaire toelichting is hierover opgemerkt:

“Ter verlichting van de financiële problematiek in de zorgsector wordt voorgesteld om een aantal medische hulpmiddelen onder het verlaagde BTW-tarief te brengen. Het gaat daarbij om (…), antidecubitusmatrassen, (…).

(…)

Artikel III, onderdeel C (tabel I van de Wet OB)

Medische hulpmiddelen (onderdelen C.1, C.2 en C.3)

(…)

Antidecubitusmatrassen zijn matrassen die worden gebruikt bij het voorkomen en behandelen van doorliggen. De matrassen zijn er in verschillende uitvoeringen maar wijken af van gewone matrassen door de speciale opvang van lokale drukuitoefening.”

(MvT, Kamerstukken II 2001/02, 28 015, nr. 3, p. 5 en p. 28.)

2.8.

Het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 27 oktober 2011, nr. BLKB2011/26M, Stcrt. 2011, 19798 vermeldde dienaangaande:

'Een antidecubitusmatras is een matras dat geschikt is voor de preventieve, palliatieve en curatieve behandeling van decubitus (doorliggen). Antidecubitusmatrassen zijn er in verschillende uitvoeringen en wijken af van gewone matrassen door de speciale opvang van lokale drukuitoefening.

Alleen antidecubitusmatrassen die specifiek zijn ontworpen en geproduceerd ter voorkoming of ter behandeling van decubitus en die als zodanig worden aangeboden en verkocht vallen onder de post. De leverancier moet aannemelijk maken dat het matras voldoet aan de hiervoor genoemde eisen. Een belangrijke aanwijzing in dit verband is dat de matrassen voor dat doel doorgaans door zorg- en verpleeginstellingen worden aangekocht.' (post a.37, par. 7.1).

Dit besluit is vervangen door het Besluit van 4 september 2014, nr. BLKB 2014/123M, Stcrt. 2014, 26112, waarbij het vermelde beleid ongewijzigd is gebleven.

2.9.

De rechtbank overweegt als volgt. Post a.37 van tabel I bij de Wet bevat geen omschrijving van een antidecubitusmatras. De overige in de post opgenomen goederen zijn alle klaarblijkelijk bestemd voor gebruik door zieken of gehandicapten. Uit de hiervoor vermelde parlementaire toelichting (zie 2.7) valt af te leiden dat het toepassen van het verlaagde tarief voor de omzetbelasting betrekking heeft op “medische hulpmiddelen” en dat antidecubitusmatrassen als medische hulpmiddelen worden beschouwd. Daarbij is als doel van het verlaagde tarief vermeld het verlichten van de financiële problematiek in de gezondheidszorg. Het gaat de wetgever dus blijkbaar om natrassen die kennelijk bedoeld zijn voor gebruik door mensen met een ziekte of handicap. Voormelde uitleg past naar het oordeel van de rechtbank ook binnen het kader van de BTW-richtlijn. In punt 4 van bijlage III bij die richtlijn wordt gesproken van “medische uitrusting, hulpmiddelen en andere apparaten die gewoonlijk bestemd zijn voor verlichting of behandeling van handicaps, voor uitsluitend persoonlijk gebruik door gehandicapten”. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen dat de wetgever bij de invoering van het verlaagde tarief voor antidecubitusmatrassen heeft willen afwijken van het daarvoor in de BTW-richtlijn gegeven kader.

2.10.

Vaststaat dat de [matrasnaam 2] matrassen niet specifiek worden gepresenteerd als antidecubitusmatrassen. In reclame-uitingen en technische gegevens ontbreekt, anders dan bij [matrasnaam 1] matrassen, elke verwijzing naar de geschiktheid van de matrassen decubitus tegen te gaan. Belanghebbende gebruikt voor het promoten van de matrassen aanbevelingen van fysiotherapeuten en bekende topsporters. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht rechtbank aannemelijk dat de [matrasnaam 2] matrassen voor gebruik door een ieder zijn bedoeld en niet speciaal voor mensen die vanwege een ziekte of handicap op zodanige wijze van het bed gebruik maken dat zij een reëel risico op decubitus lopen. Gelet op hetgeen onder 2.9 is overwogen met betrekking tot de wetssystematiek, de bedoeling van de wetgever en het unierechtelijke kader voor het verlaagde tarief, is de rechtbank van oordeel dat de [matrasnaam 2] matrassen geen antidecubitusmatrassen zijn als bedoeld in Tabel I, post a.37, bij de Wet.

Neutraliteitsbeginsel?

2.11.

Belanghebbende heeft gesteld dat toepassing van het normale tarief op de [matrasnaam 2] matrassen in strijd is met het neutraliteitsbeginsel nu deze matrassen

dezelfde drukverlagende eigenschappen hebben als de [matrasnaam 1] matrassen en voor de levering van laatstgenoemde matrassen het verlaagde tarief van 6% wel van toepassing is.

2.12.

Vaststaat dat de [matrasnaam 1] matrassen afwijken van de [matrasnaam 2] matrassen in die zin dat zij aangeboden en geleverd worden aan zorginstellingen en ziekenhuizen en dat de dikte van de matras is aangepast aan de in de gezondheidszorg gebruikte bedden. De rechtbank is van oordeel dat de [matrasnaam 1] matrassen zowel qua dikte als gebruik anders zijn dan de [matrasnaam 2] matrassen. Derhalve is geen sprake van soortgelijke goederen en daarom ook niet van strijd met het neutraliteitsbeginsel.

Conclusie

2.13.

Uit al het vorenovewogene volgt dat belanghebbende over de omzet bij de levering van de [matrasnaam 2] matrassen terecht het normale tarief van 19% heeft toegepast. Voor een teruggaaf van omzetbelasting is derhalve geen aanleiding.

2.14.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 22 april 2015 door mr. D.B. Bijl, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. W.A.P. van Roij , rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. Namens hem tekent mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren.

De griffier, Namens de voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.