Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-06-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3559, AWB - 12 _ 3169
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-06-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3559, AWB - 12 _ 3169
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 2 juni 2015
- Datum publicatie
- 27 augustus 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:3559
- Zaaknummer
- AWB - 12 _ 3169
Inhoudsindicatie
Geen verschoonbare termijnoverschrijding:
De rechtbank oordeelt dat nationale procedureregels, zoals bezwaartermijnen, ook bij in strijd met Unierecht geheven belasting (BPM) van toepassing blijven. De conclusie van advocaat generaal N. Jääskinen (HvJ EU, nummer: C 69/14) leidt niet tot een ander oordeel.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer AWB 12/3169
uitspraak van 2 juni 2015
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 16 juli 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de op aangifte voldane belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM).
Zitting
Een eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op de regiezitting van de meervoudige belastingkamer van 9 november 2012. Voor de aldaar verschenen en gehoorde personen en hetgeen ter zitting is verhandeld, verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van die zitting waarvan een afschrift op 13 november 2012 aan partijen is verzonden.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Westerhoven, tot zijn bijstand vergezeld van
[A], en namens de inspecteur, [verweerder].
Gelijktijdig zijn behandeld de zaken met de procedurenummers AWB 12/3169 en
AWB 12/3170.
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van een personenauto van het merk Porsche, type 997 Carrera, (VIN eindigend op [nummer]) op of rond 10 juni 2010 aangifte BPM gedaan. Op of rond 14 juni 2010 heeft belanghebbende de op de aangifte aangegeven BPM betaald.
Belanghebbende heeft op 27 april 2012 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 16 juli 2012 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Tussen partijen is in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en of de inspecteur belanghebbende in de bezwaarfase had moeten horen.
Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaar te laat is ingediend. Belanghebbende stelt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat sprake is van in strijd met het Unierecht geheven belasting en wijst in dit verband naar de conclusie van advocaat generaal N. Jääskinen van 23 april 2015 inzake de bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangige procedure “Dragoș Constantin Târșia” (nummer: C 69/14).
De voormelde procedure betreft een prejudiciële vraag of wetgeving van een lidstaat (in dit geval Roemenië) die herziening van onherroepelijk rechterlijke beslissingen die in strijd zijn met het Unierecht toestaat in bestuurszaken maar niet in civiele zaken, strijdig is met het Unierecht. Uit de conclusie van N. Jääskinen volgt niet hij van mening is dat nationale procedureregels zoals bezwaartermijnen bij in strijd met Unierecht geheven belasting buiten toepassing moeten blijven. Hij schrijft daarentegen juist dat het Unierecht een nationale rechter niet gebiedt om nationale procedureregels die een beslissing een gezag van gewijsde verlenen buiten toepassing te laten, ook al zou daardoor een schending van het Unierecht worden opgeheven. Dat, zoals Jääskinen benadrukt, nationale procedureregels de uitoefening van de door het Unierecht verleende rechten niet onmogelijk of uiterst moeilijk mogen maken is reeds vaste (Europese) jurisprudentie. Zo heeft de Hoge Raad in 2003 geoordeeld dat de Nederlandse bezwaar- en beroepstermijnen de belastingplichtige niet op zodanige wijze belemmeren dat het op grond van de directe werking van het gemeenschapsrecht verleende recht op teruggaaf van in strijd met het Europees recht betaalde nationale belasting niet kan worden geëffectueerd (ECLI:NL:HR:2003:AF0193). De rechtbank ziet geen reden om van dat oordeel van de Hoge Raad af te wijken. Nu belanghebbende geen andere gronden heeft gesteld op basis waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat redelijkerwijs niet gezegd kan worden dat hij in verzuim was, was het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk en was de inspecteur niet verplicht belanghebbende te horen in de bezwaarfase. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 2 juni 2015 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. Hermus, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.