Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-05-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3622, AWB - 14 _ 4281

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-05-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3622, AWB - 14 _ 4281

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 mei 2015
Datum publicatie
23 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:3622
Zaaknummer
AWB - 14 _ 4281
Relevante informatie
Wet financiering sociale verzekeringen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2025] art. 40, Ziektewet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 29

Inhoudsindicatie

Artikel 40 Wfsv; artikel 29 Ziektewet. Eigenrisicodragerschap voor de Ziektewet. Voor eigenrisicodragerschap is vereist dat schriftelijk is vastgelegd dat de werkgever zich laat bijstaan door een arbo-dienst met betrekking tot de begeleiding van de personen als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b, en c, van de Ziektewet. In dit geval zag de aanvankelijke schriftelijke overeenkomst niet ook op dergelijke personen maar alleen op werknemers. De schriftelijke vastlegging van de wijziging dat de overeenkomst ook ziet op die personen, heeft niet vóór de beoogde ingangsdatum van 1 januari 2014 van het eigenrisicodragerschap plaatsgevonden. De inspecteur heeft daarom het verzoek voor eigenrisicodragerschap met ingang van 1 januari 2014 terecht afgewezen.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer AWB 14/4281

uitspraak van 29 mei 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft een aanvraag gedaan als bedoeld in artikel 40, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) (hierna: de aanvraag). De inspecteur heeft deze aanvraag afgewezen bij beschikking met dagtekening 19 december 2013 (hierna: de afwijzingsbeschikking).

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 juni 2014 de afwijzingsbeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 10 juli 2014, ontvangen bij de rechtbank op 11 juli 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vertegenwoordigd door [A], vergezeld door [B] en namens de inspecteur, [verweerder]. Het beroep is daarbij gelijktijdig behandeld met de beroepen van met belanghebbende gelieerde vennootschappen (procedurenummers 14/4282, 14/4283 en 14/4284). Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met het afschrift van deze uitspraak aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

De [N Groep] bestaat, voor zover van belang, uit [belanghebbende] B.V. en haar dochtervennootschappen [C BV], [D BV], en [E BV] (hierna ook: de [N-vennootschappen]).

2.2.

Elk van de [N-vennootschappen] heeft afzonderlijk bij formulier met dagtekening 1 oktober 2013 een aanvraag gedaan om met ingang van 1 januari 2014 eigenrisicodrager te worden voor de Ziektewet als bedoeld in artikel 40, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wfsv (hierna: eigenrisicodrager).

2.3.

De inspecteur heeft bij gelijkluidende brieven van 10 oktober 2013 elk van de [N-vennootschappen] verzocht om de aanvraag aan te vullen met gegevens. De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:

“(…) Ik kan deze aanvraag niet in behandeling nemen omdat ik geen ondertekende overeenkomst met een gecertificeerde ARBO-dienst of van een BIG-geregistreerde bedrijfsarts heb ontvangen. Uit de overeenkomst moet duidelijk blijken dat deze bedoeld is voor personen die recht hebben op ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c van de ZW. (…)”

2.4.

Bij brief van 1 november 2013 heeft belanghebbende een kopie van een overeenkomst toegestuurd aan de inspecteur. De overeenkomst, gedagtekend 31 oktober 2013, heeft als aanhef ‘overeenkomst tot opdracht’ en vermeldt als partijen “ttif & arbo B.V.” (hierna: TTIF) en “[belanghebbende] B.V.” (hierna: de overeenkomst met TTIF). In bijlage 1 bij de overeenkomst met TTIF is als ingangsdatum van de opdracht 1 januari 2014 vermeld.

2.5.

TTIF is een gecertificeerde instantie als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet.

2.6.

Bij gelijkluidende brieven met dagtekening 19 december 2013 heeft de inspecteur de aanvraag van elk van de [N-vennootschappen] bij beschikking afgewezen. De beslissing is, voor zover hier van belang, als volgt gemotiveerd:

“(…) Bij het verzoek hoort een kopie overeenkomst met een gecertificeerde ARBO‑dienst of een BIG-geregistreerde bedrijfsarts met daarin een schriftelijke vastlegging van de manier waarop u (ex-)werknemers begeleidt die door ziekte niet kunnen werken. Uit deze overeenkomst moet duidelijk blijken dat deze ook geldt voor personen die vallen onder art 29, tweede lid, onderdelen a, b, en c Ziektewet.

U heeft alleen een aanvraag eigenrisico dragen Ziektewet ingediend zonder bovengenoemde kopie overeenkomst of de door u bij de aanvraag eigenrisico dragen Ziektewet bijgevoegde of ter aanvulling ingezonden bijlage voldoet niet aan bovengenoemde eis (..)”

2.7.1.

Het door de [N-vennootschappen] gezamenlijk ingediende bezwaarschrift met dagtekening 21 januari 2014 tegen de afwijzingsbeschikkingen vermeldt onder meer:

“In overleg met onze arbodienst hebben we een aanvullend addendum opgesteld met daarin expliciet afgesproken dat ook de hierboven genoemde medewerkers vallen onder de werking van het contract. Een kopie van dit addendum hebben wij bijgevoegd”

2.7.2.

Bij het hiervoor genoemde bezwaarschrift is gevoegd een kopie van een document getiteld ‘Addendum I – overeenkomst 12.08.0078’ dat voor akkoord ondertekend is door TTIF en [belanghebbende] B.V. (hierna: het addendum). Het addendum is niet gedateerd en luidt als volgt:

“In aansluiting op de overeengekomen overeenkomst tot opdracht d.d. 15 november 2013 tussen de [N Groep] en ttif & arbo, is overeengekomen dat tevens de personen die vallen onder artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c van de Ziektewet, gelijk worden gesteld aan de medewerkers van de opdrachtgever zoals genoemd in artikel 1.1 van de genoemde overeenkomst tot opdracht.”

2.8.

Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat het addendum na 1 januari 2014 is ondertekend.

2.9.

Bij brief van 28 maart 2014 heeft de inspecteur zijn voorlopig standpunt gegeven inzake het bezwaarschrift. De brief vermeldt onder meer:

“(…)In casu is met name niet in de overeenkomst opgenomen dat deze ziet op de werknemers genoemd in artikel 29, lid 2 onderdelen a, b en c ZW.

Op grond van bovenstaande kom ik vooralsnog tot de conclusie dat terecht een afwijzende beschikking is gezonden.

Ik heb ook gekeken naar de aanvullende vastlegging die u bij het bezwaarschrift voegt. Sec op basis van alle stukken zou nu wel aan de voorwaarden voldaan zijn. t nog even los van de vraag of het mogelijk is om na de beoordeling (en de afwijzdende beschikking) nog omissies in de aanvraag te herstellen. Ik ben van mening dat dat niet het geval is. (…)”

2.10.

Bij uitspraak op bezwaar is de afwijzingsbeschikking gehandhaafd.

2.11.

Nadat belanghebbende een nieuwe aanvraag had ingediend, heeft de inspecteur bij beschikking van 6 mei 2014 belanghebbende toestemming verleend om eigenrisicodrager te worden met ingang van 1 juli 2014.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanvraag terecht is afgewezen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de afwijzingsbeschikking, en verlening van toestemming om het in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de Wfsv bedoelde risico zelf te dragen vanaf 1 januari 2014. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing