Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-07-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:4423, AWB - 14 _ 4046

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-07-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:4423, AWB - 14 _ 4046

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
2 juli 2015
Datum publicatie
21 augustus 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:4441
Zaaknummer
AWB - 14 _ 4046

Inhoudsindicatie

Erfbelasting. Belanghebbende is door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De rechtbank heeft, in navolging van de inspecteur ter zitting, geoordeeld dat het bezwaar ten onrechte niet ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de zaak teruggewezen naar de inspecteur om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen, omdat de rechtbank niet voldoende onderbouwd kan oordelen of wel of geen plaats is voor het opleggen van de verzuimboete, er onduidelijkheid bestaat over de aanvraag en het verlenen van het mantelzorgcompliment en het onduidelijk is of tussen vader en zoon een notarieel samenlevingscontract bestond.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer AWB 14/4046

uitspraak van 2 juli 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 29 oktober 2013 aan belanghebbende een aanslag erfbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer]) opgelegd.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 mei 2014 het bezwaar van belanghebbende niet‑ontvankelijk verklaard en de aanslag bij ambtshalve gegeven beschikking verminderd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 29 juni 2014, ontvangen bij de rechtbank op 1 juli 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de inspecteur, [gemachtigden]. Ter zitting heeft belanghebbende een formulier proceskosten plus twee bijlagen overgelegd, waarvan een afschrift aan de rechtbank is verstrekt. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

1.6.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

[erflater] (hierna: erflater), belanghebbendes vader, is op [datum] 2012 overleden. Belanghebbende is enig erfgenaam van erflater.

2.2.

Belanghebbende vormde vanaf augustus 2008 eerst met zijn beide ouders en na het overlijden van zijn moeder in juni 2009, samen met zijn vader, een gezamenlijke huishouding. Deze heeft onafgebroken geduurd tot het overlijden van zijn vader. Belanghebbende heeft zijn vader jarenlang als mantelzorger verzorgd. Belanghebbende is in mei 2009 getrouwd. Zijn echtgenote is eind oktober 2009 vanuit Maleisië naar Nederland geëmigreerd.

2.3.

De aangifte erfbelasting had vóór 1 april 2013 ingediend moeten worden. Met dagtekening 7 mei 2013 stuurt de inspecteur een aanmaning naar belanghebbende. Uiterste datum voor het indienen van de aangifte erfbelasting was 30 mei 2013. Omdat de inspecteur geen aangifte heeft ontvangen, legt hij met dagtekening 29 oktober 2013 een ambtshalve aanslag op naar een geschatte verkrijging van € 226.175 en een belaste verkrijging, na toepassing van een vrijstelling van € 19.114, van € 207.061. De verschuldigde erfbelasting is berekend op € 29.840. Gelijktijdig is daarbij heffingsrente in rekening gebracht van € 564 en een verzuimboete opgelegd van € 226.

2.4.

Nadat belanghebbende in reactie op de ambtshalve aanslag heeft aangegeven dat hij tijdig aangifte had gedaan, wordt hem nogmaals een aangiftebiljet erfbelasting (hierna: het tweede aangiftebiljet) toegestuurd. Dit aangiftebiljet is door belanghebbende op of omstreeks 1 november 2013 ingediend en is door de inspecteur als bezwaar aangemerkt. Bij de ambtshalve gegeven beschikking bij de uitspraak op bezwaar met dagtekening 20 mei 2014 is de aanslag verminderd tot een totale verkrijging van € 134.634 en een belaste verkrijging, na toepassing van een vrijstelling van € 19.114, van € 115.520. De verschuldigde erfbelasting is verminderd tot € 11.552. De in rekening gebrachte heffingsrente is verlaagd tot € 218. De verzuimboete van € 226 is gehandhaafd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

-

Is het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard?

-

Komt belanghebbende in aanmerking voor de verhoogde vrijstelling ingevolge artikel 32, eerste lid, onder 4o, onderdeel a, in verbinding met artikel 1a, vierde lid van de Successiewet (hierna: SW) van € 603.600 (hierna: de mantelzorgvrijstelling)? Meer bijzonder is in geschil of belanghebbende als gehuwde man in aanmerking komt voor de mantelzorgvrijstelling in verband met het overlijden van zijn vader.

-

Voldoet belanghebbende aan de uitzondering op artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van de Successiewet (hierna: de SW) die neergelegd is in het vierde lid van artikel 1a van de SW? Met andere woorden, heeft belanghebbende een uitkering genoten als bedoeld in artikel 19a van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: de Wmo)?

-

Is de verzuimboete terecht opgelegd?

Belanghebbende beantwoordt de eerste en, naar de rechtbank begrijpt, de laatste vraag ontkennend en de overige vragen bevestigend. De inspecteur beantwoordt deze vragen in tegengestelde zin.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot nihil. De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep voor zover dit is gericht tegen de niet‑ontvankelijkverklaring van het bezwaar en tot ongegrondverklaring van het beroep voor zover het is gericht tegen de aanslag.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing