Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-01-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:469, AWB - 13 _ 216
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-01-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:469, AWB - 13 _ 216
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 januari 2015
- Datum publicatie
- 27 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:469
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 216
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024]
Inhoudsindicatie
Belanghebbende (belastingadviseur) verkoopt zijn woning inclusief grond aan een door belanghebbendes echtgenote opgerichte Stichting, onder schuldigerkenning van de koopsom en onder voorbehoud van erfpacht (eeuwigdurend). De eerste vijftien jaar bedraagt de erfpachtcanon ongeveer het tienvoudige van die voor de resterende duur. In een later opgestelde aanvullende akte is ondermeer opgenomen dat de koopsom enkel betrekking heeft op de grond en dat de waarde van de opstallen (vastgesteld bij het vestigen en einde van de erfpacht op € 350.000) aan belanghebbende is voorbehouden. Belanghebbende krijgt de aftrek niet: Stel dat de Stichting fiscaal niet transparant is, dan is niet voldaan aan de voorwaarden van de eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet IB 2001. Niet aannemelijk is dat de waardeveranderingen belanghebbende grotendeels (meer dan 50%) aangaan. Stel dat de Stichting fiscaal transparant is, dan zijn de betaalde erfpachtcanons aan de Stichting in wezen betalingen aan zichzelf. De kosten en lasten van de eigen woning drukken dan niet op hen.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/216
uitspraak van 30 januari 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (Cyprus),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 28 december 2011 heeft de inspecteur aan belanghebbende over het jaar 2007 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 82.834, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 250.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 13.302, alsmede bij beschikking een boete van € 7.139. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 2.342 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 oktober 2012 de navorderingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 8 januari 2013, ontvangen bij de rechtbank op 10 januari 2013, beroep ingesteld.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 10 februari 2014 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend, welk stuk in afschrift is verstrekt aan de inspecteur.
Op 21 februari 2014 heeft een onderzoek ter zitting door de enkelvoudige kamer plaatsgevonden te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan[kantoornaam gemachtigde] te Schiphol, en namens de inspecteur, [verweerder]. Gelijktijdig zijn behandeld de zaken die bij de rechtbank bekend zijn onder de procedurenummers 13/215 tot en met 13/220. Ter zitting heeft belanghebbende een pleitnota voorgedragen en exemplaren aan de rechtbank en aan de inspecteur overgelegd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten. Bij brief van 27 februari 2014 is partijen door de rechtbank medegedeeld de verdere behandeling en beslissing van de zaken die bij de rechtbank bekend zijn onder de procedurenummers 13/215 tot en met 13/220 te verwijzen naar een meervoudige kamer. Voorts is als bijlage bij voornoemde brief het proces-verbaal gevoegd van het ter zitting verhandelde op 21 februari 2014. De rechtbank heeft het onderzoek heropend.
Partijen hebben bij brieven van 20 maart 2014, 6 mei 2014, 12 augustus 2014 en 17 augustus 2014 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan[kantoornaam gemachtigde] te Schiphol, en namens de inspecteur, [verweerder]. Gelijktijdig zijn behandeld de zaken die bij de rechtbank bekend zijn onder de procedurenummers 13/215 tot en met 13/220. Ter zitting hebben belanghebbende en de inspecteur een pleitnota voorgedragen en exemplaren aan de rechtbank en de wederpartij overgelegd. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde dag als deze uitspraak aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is gehuwd op huwelijkse voorwaarden met [A]. Hij heeft een onroerende zaak, [adres] te [plaats X], op [datum] 1999 verkregen door de scheiding en verdeling van de nalatenschap van zijn moeder.
Volgens de aangifte inkomstenbelasting 2003 vormt deze onroerende zaak (hierna: het woonhuis) voor hen een eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) sinds 15 maart 2003.
Op 29 oktober 2003 richt belanghebbende de “[Stichting I]” (hierna: de Stichting) op. De statuten van de Stichting luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“ Doel
Artikel 3
De Stichting heeft ten doel:
-
De verwerving, exploitatie en instandhouding van monumenten in de zin van de monumentenweg [monumentenwet] 1988;
-
het ter leen verstrekken of doen verstrekken van gelden, het ter leen opnemen of doen opnemen van gelden, het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich sterk maakt of zich naast of voor anderen verbindt en het vestrekken [verstrekken] van zekerheden voor schulden van de stichting als ook voor de schulden van derden;
-
(…)
(…)
Bestuur; werkwijze
Artikel 7
-
In de vergaderingen van het bestuur heeft iedere bestuurder één stem. Voorzover in deze statuten geen grote meerderheid is voorgeschreven, worden alle besluiten van het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen over zaken is het voorstel verworpen. Staken de stemmen bij verkiezing van personen, dan beslist het lot. Indien bij verkiezing tussen meer dan twee personen door niemand een volstrekte meerderheid is verkregen, wordt herstemd tussen de twee personen, die het grootste aantal stemmen kregen, zonodig na tussenstemming.
-
(…)
(…)
Statutenwijziging
Artikel 9
-
Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen bij een besluit genomen in een voltallige vergadering.
-
(….)
(…)
Ontbinding en vereffening
Artikel 10
-
Het bestuur is bevoegd de Stichting te ontbinden bij een besluit met algemene stemmen genomen in een voltallige vergadering.
-
Het bestuur is met de vereffening belast, tenzij het bij besluit tot ontbinding, door het bestuur één of meer andere vereffenaars zijn benoemd.(…)
-
Het bestuur stelt bij het besluit tot ontbinding de bestemming van een eventueel batig liquidatiesaldo vast.
-
(…)
(…)
Tenslotte werd verklaard:
Benoemd zijn tot bestuurders:
- -
-
[belanghebbende], voornoemd;
- -
-
[B], (…).”
Blijkens een notariële akte van [datum] 2003 verkoopt belanghebbendes echtgenoot (Verkoper) [adres] te [plaats X] aan de Stichting (Koper). De artikelen van voornoemde akte luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“ Artikel 1
Koop. Levering. Registergoed
Verkoper en Koper verklaren dat Verkoper het hier na te melden registergoed heeft verkocht aan Koper, die dit registergoed van Verkoper heeft gekocht, onder voorbehoud door Verkoper van het hierna te melden recht van erfpacht.
Ter uitvoering van de overeenkomst onder 1.1 levert Verkoper bij deze aan Koper, met inachtneming van het bepaalde in 1.3, die bij deze aanvaardt:
Een perceel grond met woonhuis, garage, erf en tuin, plaatselijk bekend [adres] [plaats X], (…)
hierna aan te duiden als: het “Verkochte”.
De levering onder 1.2 gemeld geschiedt onder voorbehoud door Verkoper, ten behoeve van Verkoper van een recht van erfpacht, van het hiervoor onder 1.2 vermelde registergoed.
(…)
Artikel 3
Betaling koopprijs. Kwijting. Verrekening
De koopprijs van het Verkochte bedraagt een miljoen vijfenzestig duizend euro
(EUR 1.065.000,00)
Verkoper verleent bij deze kwijting aan Koper voor de betaling van de koopprijs van het Verkochte.
Verrekening van de baten en lasten zal tussen Verkoper en Koper onderling
plaatsvinden.
(…)
Artikel 6
Baten en lasten. Risico
Vanaf de datum van de feitelijke aflevering komen alle aan het Verkochte verbonden baten ten goede aan Koper en zijn de aan het Verkochte verbonden lasten voor zijn rekening.
Het risico van het Verkochte is per de datum van feitelijke levering over gegaan op Koper.
(…)
Artikel 8
Recht van erfpacht
Als gemeld is de bloot eigendom van het in deze akte verkochte perceel geleverd aan Koper en heeft Verkoper het recht van erfpacht voorbehouden.
Terzake van het recht van erfpacht gelden de navolgende bepalingen:
I. DUUR
Het recht van erfpacht is aangevangen op een oktober tweeduizend drie (de datum van feitelijke levering) en wordt eeuwigdurend gevestigd.
II. VERGOEDING
De jaarlijkse erfpachtcanon bedraagt eenennegentig duizend vijfhonderd euro
(EUR 91.500,00) voor vijftien jaar en achtduizend vijfhonderd euro (EUR 8.500,00) voor onbepaalde tijd.
De laatstgenoemde canon wordt met ingang van het zeventiende jaar van het erfpachtrecht jaarlijks geindexeerd op basis van de wijziging van het maandprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex reeks alle huishoudens waarbij de formule jaar 16=100 wordt gehanteerd.
III. LASTEN
Alle op de zaak betrekking hebbende zakelijke lasten en belastingen, ongeacht te wiens naam de aanslag wordt opgelegd, komen vanaf heden voor rekening van [Stichting I].
IV. BESTEMMING
De opstallen zijn uitsluitend bestemd voor het gebruik daarvan als woonhuis.
V. INSTANDHOUDING
[Stichting I] is verplicht de grond met de opstallen in zodanige technische staat te houden dat deze de in deze akte aangegeven bestemming op behoorlijke wijze kan dienen. Daartoe dient de [Stichting I] de grond met de opstallen in alle opzichten goed te onderhouden en waar nodig tijdig geheel of gedeeltelijk vernieuwen.
[Stichting I] is verplicht tot gehele of gedeeltelijke herbouw van de opstallen over te gaan indien deze door welke oorzaak ook zijn te niet gegaan. [Stichting I] is verplicht de opstallen tegen brand en stormschade te verzekeren.
VI. SCHADELOOSSTELLING BIJ BEEINDIGING ERFPACHT
Indien de erfpacht eindigt heeft de Erfpachter recht op vergoeding van de waarde van de nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen, die door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen.
De eigenaar is bevoegd van de door hem ingevolge dit artikel verschuldigde vergoeding af te houden hetgeen hij uit hoofde van de erfpacht van de erfpachter te vorderen heeft.”
Op [datum] 2004 is een notariële akte van aanvulling en wijziging erfpacht
verleden. De akte, waarin belanghebbendes echtgenoot wordt aangeduid als erfpachter en de Stichting als erfverpachter, luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“De Erfpachter en de Erfverpachter nemen in aanmerking
(A) Bij akte op [datum] tweeduizend drie verleden voor [notaris],(…) is
door de Erfpachter aan de Erfverpachter overgedragen, onder voorbehoud van het hierna te melden recht van erfpacht: een perceel grond met woonhuis, garage, tuin erf, plaatselijk bekend [adres] [plaats X], (…) hierna aan te duiden als: het “Verkochte”.
(B) Bij de Akte van Vestiging is door de Erfpachter het eeuwigdurend recht van erfpacht voorbehouden van het onder (A) gemelde perceel.
(C) Bij de Akte van Vestiging zijn de erfpachtvoorwaarden vastgesteld.
(D) Thans is gebleken dat de Erfpachter en de Erfverpachter, ter verduidelijking van hun onderlinge rechtsverhouding, en ter voorkoming van een geschil daaromtrent, de hierna volgende aanvulling op- en wijziging van de erfpachtvoorwaarden overeen komen en wensen vast te leggen.
De Erfpachter en Erfverpachter zijn overeengekomen als volgt.
Aanvulling op erfpachtvoorwaarden
Artikel 1
De Erfpachter en Erfverpachter stellen vast dat bij de overdracht als hiervoor onder (A) vermeld, door de Erfpachter het registergoed is overgedragen, en dat daarvoor door de Erfverpachter een koopprijs is betaald. Deze koopprijs was een vergoeding voor de grond, de waarde van de opstal is door de Erfpachter voorbehouden; ter zake is in de Akte van Vestiging opgenomen:
VI. SCHADELOOSSTELLING BIJ BEEINDIGING ERFPACHT
Indien de erfpacht eindigt heeft de Erfpachter recht op vergoeding van de waarde van de nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen, die door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen.
De eigenaar is bevoegd van de door hem ingevolge dit artikel verschuldigde vergoeding af te houden hetgeen hij uit hoofde van de erfpacht van de erfpachter te vorderen heeft.
De Erfpachter en de Erfverpachter stellen bij deze vast, zulks mede ter bepaling van het door de Erfverpachter op de voet van het onder VI bepaalde aan de Erfpachter bij einde van het recht van erfpacht verschuldigde, dat de waarde van de gebouwen, werken en beplantingen, als voormeld, ten tijde van het vestigen van het recht van erfpacht driehonderd vijftigduizend euro (EUR 350.000,--) bedroeg.
Bij het einde van de erfpacht zal de Erfverpachter aan de Erfpachter de waarde van de alsdan nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen vergoeden, welke waarde gelijk is aan de hiervoor vermelde waarde, vermeerderd met de kosten van door en voor rekening van de Erfpachter aangebrachte verbeteringen, en geïndexeerd als volgt. De indexering vindt plaats, jaarlijks, per één en dertig december van elk jaar, op basis van de wijziging van het maandprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex (“CPI”), reeks alle huishoudens (2000=100), gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (“CBS”). (…)
Wijziging erfpachtvoorwaarden
Artikel 2
Als integraal onderdeel van de in artikel 1 vermelde aanvulling op de erfpachtvoorwaarden zijn de Erfpachter en de Erfverpachter overeen gekomen dat de voorwaarde, in de onder (A) vermelde akte in artikel 8.2 onder V opgenomen, wordt gewijzigd, en met ingang van de vestiging van het recht van erfpacht wordt geacht te hebben geluid:
V. INSTANDHOUDING
De Erfpachter is verplicht de opstallen in goede technische staat te houden. Daartoe dient de Erfpachter de opstallen in alle opzichten goed te onderhouden en waar nodig tijdig geheel of gedeeltelijk te vernieuwen. De Erfpachter is verplicht de opstallen tegen brand en stormschade te verzekeren.
Voor het overige blijft het bepaalde in de Akte van Vestiging ongewijzigd en onverminderd van kracht.”
Uit de jaarstukken van de Stichting blijkt dat de op het registergoed rustende hypothecaire leningen niet zijn overgenomen van belanghebbendes echtgenoot. De kosten van de hypothecaire geldleningen worden ook na [datum] 2003 voldaan door belanghebbendes echtgenoot en verrekend met de aan de Stichting verschuldigde erfpachtcanon.
Bij brief van 10 februari 2014 van de zijde van belanghebbende is gebleken dat aan de voorzijde van het perceel [adres] het woonhuis is gelegen en op enig moment aan de achterzijde van het perceel een zogenoemde ‘drive-in’-woning met garage. Tussen partijen is ter zitting van 29 augustus 2014 komen vast te staan dat voor het onderhavige jaar het perceel [adres], inclusief woonhuis en de ‘drive-in’-woning met garage, in gebruik is geweest bij belanghebbende en haar gezin.
Zoals vermeld in 2.3 zijn belanghebbende en [B] bestuursleden van de Stichting. Belanghebbendes echtgenoot is tevens bestuurder van de [stichting II] tezamen met [C], de echtgenote van [B]. In de [stichting II] is de eigendom ondergebracht van het woonhuis van het echtpaar [B - C] via een soortgelijke erfpachtstructuur.
Belanghebbende en haar echtgenoot hebben als gehuwden gezamenlijk de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2006 tot en met 2008 ingediend. Zij hebben in totaal jaarlijks een bedrag van € 100.000 als erfpachtcanon ten laste gebracht van het eigenwoningforfait. Daar waar mogelijk hebben zij in de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen hun inkomen verdeeld op basis van artikel 2.17 van de Wet IB 2001. In de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2004 en 2005 hebben belanghebbende en haar echtgenoot dezelfde handelswijze gevolgd.
Betreffende de betaalde erfpachtcanon zijn bij de primitieve aanslagregeling geen vragen gesteld en geen correcties aangebracht. Ten aanzien van een ander onderdeel van het inkomen uit werk en woning zijn de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2006 en 2007 van belanghebbendes echtgenoot wel gecorrigeerd.
Naar aanleiding van een renseignement dat belanghebbende en haar echtgenoot betrokken zouden zijn bij een erfpachtconstructie met een eigen stichting heeft de inspecteur de aangifte aan een nader onderzoek onderworpen en naar aanleiding van dat onderzoek de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd waarbij de in aftrek gebrachte canon niet is geaccepteerd.
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
1. Is het beroep ontvankelijk?
2. Zo ja, beschikt de inspecteur over een nieuw feit om na te vorderen ?
3. Zo ja, is de eigenwoningregeling van toepassing en zo ja, of en tot welk bedrag kunnen de erfpachtcanons in aftrek worden gebracht?
4. Is de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
Belanghebbende beantwoordt de vragen 1 en 3 bevestigend en de vragen 2 en
4 ontkennend. De inspecteur beantwoordt de vragen in tegengestelde zin.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot ontvankelijkverklaring en gegrondverklaring van het beroep en primair vernietiging van de navorderingsaanslag en subsidiair vermindering van de navorderingsaanslag, naar de rechtbank begrijpt, tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.274, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 250.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 13.302.
De inspecteur concludeert primair dat het beroep niet-ontvankelijk is en subsidiair dat het beroep ongegrond is.