Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-08-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:5301, AWB - 15 _ 4488
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-08-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:5301, AWB - 15 _ 4488
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 5 augustus 2015
- Datum publicatie
- 27 augustus 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:5301
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 4488
Inhoudsindicatie
VAR-verklaring. Zorg in natura. Verzoekster verricht zogenoemde ‘zorg in natura’-werkzaamheden. Verzoekster verzoekt de afgegeven VAR-Loon te schorsen en voor werkzaamheden een VAR-WUO te geven. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang aanwezig maar is van oordeel dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van voldoende zelfstandigheid ten opzichte van haar (potentiële) opdrachtgevers. Dat verzoekster met één van de opdrachtgevers recent een (goedgekeurde) raamovereenkomst heeft afgesloten, is onvoldoende om voor alle ‘zorg in natura’ werkzaamheden een VAR-WUO te kunnen afgeven. Verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Uitspraak
Belastingrecht, voorzieningenrechter
Locatie: Breda
Zaaknummer AWB 15/4488
uitspraak van 5 augustus 2015
Uitspraak als bedoeld in titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[verzoekster] , wonende te [woonplaats],
verzoekster,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Procesverloop
De inspecteur heeft bij beschikking van 10 juni 2015 een verklaring arbeidsrelatie ‘loon uit dienstbetrekking’ (hierna: VAR-Loon) afgegeven voor het jaar 2015.
Verzoekster heeft bij brief van 2 juli 2015 bezwaar gemaakt en daarbij verzocht om voor 2015 alsnog een verklaring arbeidsrelatie ‘winst uit onderneming’ (hierna: VAR-WUO) af te geven.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter bij brief van 2 juli 2015 verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij het verzoekschrift is een afschrift van het in 1.2 vermelde bezwaarschrift als bijlage gevoegd.
De griffier heeft van verzoekster een griffierecht geheven van € 45.
De inspecteur heeft een schriftelijke reactie verstrekt. Deze is bij de voorzieningenrechter binnengekomen op 20 juli 2015.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 juli 2015 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, verzoekster, vergezeld van haar gemachtigde [gemachtigde], en namens de inspecteur, [verweerder].
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak binnen één week aangekondigd.
2 Feiten en omstandigheden
Verzoekster verrichtte en verricht werkzaamheden in de thuiszorg. Het gaat onder meer – en voor zover hier van belang – om zogenoemde ‘zorg in natura’. Zij werkt althans werkte voor verschillende instellingen (hierna: opdrachtgevers); het gaat om zowel zogenaamde toegelaten zorgaanbieders als bemiddelingsbureaus. Verzoekster werkt(e) voor [zorgaanbieder A], [zorgaanbieder B] (thans opgegaan in: [zorgaanbieder C]), en [zorgaanbieder D], alle toegelaten zorgaanbieders, alsmede via het bemiddelingsbureau [bemiddelingsbureau]. Verzoekster heeft zich met name gespecialiseerd in de palliatieve zorg.
De ‘zorg in natura’ werd tot 1 januari 2015 gefinancierd op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Vanaf 1 januari 2015 geschiedt de financiering – afhankelijk van de situatie – op basis van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) of de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz).
Verzoekster heeft de inspecteur op 24 februari 2015 schriftelijk verzocht een VAR-WUO af te geven voor de werkzaamheden ‘Zelfstandig zorgverlener – AWBZ-zorg in natura’, welke omschrijving later is aangevuld met ‘per 1-1-2015 Wlz/Zvw-zorg’.
De inspecteur heeft naar aanleiding van het verzoek bij vragenbrief van 31 maart 2015 informatie bij verzoekster opgevraagd. Verzoekster heeft op 23 april 2015 hierop gereageerd. De inspecteur heeft bij de beslissing op het verzoek niet de verzochte VAR-WUO maar een VAR-Loon afgegeven.
Verzoekster heeft met [zorgaanbieder D] een zogenoemde raamovereenkomst gesloten op 1 juni 2015. Deze raamovereenkomst is opgesteld op basis van een modelovereenkomst ter zake waarvan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft gemeld dat de ministeries van Financiën en VWS deze hebben goedgekeurd in die zin dat indien zorginstellingen en een zzp’er de modelovereenkomst gebruiken voor hun onderlinge relatie en daar ook daadwerkelijk naar handelen, er geen sprake is van een dienstbetrekking (Kamerstukken II, 2014/15, 32 642, nr. 7).
3 Verzoek
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om de VAR-Loon te schorsen en voor al haar werkzaamheden een beschikking VAR-WUO te geven.
Verzoekster stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Voorts stelt zij dat haar werkzaamheden als zelfstandig onderneemster (heeft) verricht en aldus in aanmerking komt voor een VAR-WUO.
De inspecteur stelt primair dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek. Voorts stelt de inspecteur subsidiair dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Ten slotte stelt de inspecteur dat de zorgwerkzaamheden van verzoekster naar hun aard niet anders dan in dienstbetrekking kunnen worden verricht en dat terecht een VAR-Loon is afgegeven.