Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-09-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:5929, AWB - 15 _ 1269
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-09-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:5929, AWB - 15 _ 1269
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 3 september 2015
- Datum publicatie
- 16 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:5929
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 1269
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende zijn voorlopige aanslagen IB/PVV en Zvw opgelegd waarbij de geschatte inkomsten uit het knippen van henneptoppen zijn bepaald op € 25.000. De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende met het knippen € 7.200 heeft verdiend. Dat bedrag is niet aangegeven; een genoten bijstandsuitkering wel. Volgt omkering van de bewijslast wegens onjuiste aangifte. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers AWB 15/1269 en 15/1270
Uitspraak van 3 september 2015
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de inspecteur van 4 februari 2015 op de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de verzoeken van belanghebbende om ambtshalve herziening van de aan hem over het jaar 2012 opgelegde voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (aanslagnummer: [aanslagnummer].H.20.01) en Zorgverzekeringswet (aanslagnummer: [aanslagnummer].W.20.01.4).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2015 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Eindhoven, en namens de inspecteur, [verweerder].
1 Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
2 Gronden
Belanghebbende was in 2012 gehuwd met [A] (hierna: de echtgenote). [B] is de zoon van belanghebbende en de echtgenote (hierna: de zoon). In 2012 ontving belanghebbende een uitkering van de gemeente [woonplaats] van € 9.928.
Naar aanleiding van een ontvangen proces-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid van de politie Zuid-Oost Brabant werd op 27 september 2012 onder de naam [Onderzoek] een strafrechtelijk onderzoek gestart naar een crimineel samenwerkingsverband in het kader van exploitatie van hennep. Uit de opgenomen en afgeluisterde gesprekken c.q. sms-berichten is gebleken dat er vanaf 4 oktober 2012 onder andere het volgende sms-verkeer plaatsvond tussen telefoonnummer [telefoonnummer 1] (op naam van [C]) en [telefoonnummer 2] (op naam van belanghebbende):
“20 oktober 20.58 Uit Vrijdag ipv 2 november
20 oktober 21.00 In Oke en alles is weer redelijk goed
3 november 18.22 Uit De 19de de 22ste en de 23ste met 6
3 november 18.24 In Oke hoe is het
8 november 12.24 In Moet morgen jet ski ophalen kan niet anders er komt
dan 1man oke
8 november 12.30 Uit Oke is goed
8 november 12.32 In Als we op tijd terug zijn bel ik nog om na te komen
8 november 12.34 Uit Oke is goed
16 november 19.06 Uit Kunnen jullie morgen
16 november 19.08 In Nee jammer tot ma
20 november 22.03 Uit De 27ste
20 november 22.04 In Oke en succes in het ziekenhuis
11 december 21.30 Uit De l7de om 8 uur
11 december 22.27 In Oke
21 december 13.24 Uit De 28ste en de 3de
21 december 13.37 In Hoor je straks ben onderweg
21 december 14.36 In Oke gr
22 december 13.56 Uit 4 jan
22 december 13.57 In Oke
26 december 20.29 Uit De 10de
26 december 20.30 In Oke
10 januari 13 14.47 Uit 2lste en 22ste om half 8
10 januari 13 14.49 In Oke”
Ingevolge het proces-verbaal van bevindingen van [hoofdagent], hoofdagent van politie, tactisch rechercheur werkzaam bij de Landelijke Eenheid (hierna: [hoofdagent]) van 20 november 2012 (hierna: het PV van 20 november 2012) blijkt dat uit een telefoongesprek tussen [C] ([C]) en [D] ([D]) en uit sms-verkeer tussen [C] en anderen het vermoeden was ontstaan dat er op woensdag 10 en donderdag 11 oktober 2012 hennep geknipt zou worden. Naar aanleiding hiervan is op 10 oktober 2012 een observatie uitgevoerd op het woonwagenkamp gelegen aan [adres] te [plaats X] (hierna: het woonwagenkamp). [C] woonde op dat kamp. Tijdens de observatie is waargenomen dat het voertuig met kenteken [kenteken 1] (op naam van de zoon) om 06:56 uur het woonwagenkamp opreed. Dit voertuig kwam ook op 11, 16 en 22 oktober en 5 november 2012 rond 07.00 uur het woonwagenkamp oprijden.
Op 21 en 22 januari 2013 werden er in de ochtend observaties uitgevoerd op [adres] 6-8 te [plaats X]. Op beide dagen werd waargenomen dat er rond half 8 in de ochtend meerdere voertuigen arriveerden op het woonwagenkamp met telkens één of meerdere personen in de voertuigen. Deze personen liepen bij het uitstappen in de richting van de daar gelegen schuurtjes.
Op 22 januari 2013 heeft er een inval plaatsgevonden op het woonwagenkamp. Bij de inval is het voertuig merk Mercedes, kenteken [kenteken 2], dat stond geparkeerd voor de woning op het perceel gelegen aan [adres] 26 te [plaats X], doorzocht ter inbeslagname. Tijdens de doorzoeking werd een thuisagenda van Post.NL voor het jaar 2012 aangetroffen. Tevens zijn er doorzoekingen ter inbeslagname uitgevoerd in de woning van [D] gelegen aan [adres] 22. Tijdens deze doorzoeking werd een kalender voor het jaar 2013 in beslag genomen. Tevens is het woonwagenkamp aan [adres] te [plaats X] betreden, waarbij in de schuur van [adres] 8 (achter de woning van [C]) onder meer belanghebbende, de echtgenote, de zoon, [E] ([E]) en [D] zijn aangehouden.
Op 15 april 2013 heeft [hoofdagent] een proces-verbaal van bevindingen (hierna: het PV van 15 april 2013) opgemaakt. Hierin vermeld [hoofdagent] dat bij de betreding van het woonwagenkamp in de schuur van [adres] 8 twaalf personen –waaronder belanghebbende- werden aangetroffen die op dat moment bezig waren met het knippen van hennepplanten, dat op de vloer een grote hoeveelheid kennelijk net geoogste hennepplanten lag en dat de ruimte ingericht bleek te zijn als kniplocatie.
Tevens is vermeld dat op de in de woning van [D] in beslag genomen kalender op de eerst zichtbare pagina bij een viertal dagen van week vier de volgende handgeschreven aantekeningen stonden:
“Maandag 21 januari 2013 wka 8
Dinsdag 22 januari 2013 wka 8
Woensdag 23 januari 2013 wka 8
Donderdag 24 januari 2013 wka 7”
In het PV van 15 april 2013 staat voorts vermeld dat nu op de kalender bij dinsdag 22 januari 2013 ‘wka’ is vermeld en het woonwagenkamp is gelegen in de [plaats X] wijk ‘[wijk]’ met ‘WKA’, ‘werken [C] 9 uur’, ‘werken A’, ‘werken a 700 uur’, ‘wk 700 uur A’, ‘wk 900 uur’ en wk A 800 uur’ kan worden bedoeld: ‘werken [C]’, ‘werken [wijk]’.
Eveneens is vermeld dat in de agenda die werd aangetroffen in de Mercedes op de data maandag 23 januari 2012 tot en met 29 juni 2012 aantekeningen stonden en dat uit deze aantekeningen kon worden opgemaakt dat de agenda toebehoorde aan [E]. Op basis van de aantekeningen in de agenda bestaat het vermoeden dat er gedurende de periode 23 januari 2012 en 29 juni 2012 in totaal 46 keer hennepplanten geknipt werden op het woonwagenkamp.
In het proces-verbaal van 22 januari 2013 waarbij belanghebbende is verhoord staat onder meer het volgende vermeld:
“Je bent vandaag aangehouden op het woonwagenkamp aan [adres].
V Hoe ben je vandaag naar het woonwagenkamp aan [adres] gegaan?
A Ik ben met de auto daar naartoe gegaan. Dit was de groene Corsa van mijn zoon. Mijn vrouw en zoon waren daar ook bij.
V Hoe laat was je daar?
A Zo rond half acht, acht uur.
V Waarom moest je daar zijn?
A Ik heb een tijdje geleden een jongen geholpen die problemen had ik de stad. Met deze jongen heb ik contact blijven houden en via hem heb ik ook zijn broer leren kennen. Als ik dan op stap ging in [plaats Y] of [plaats X] kwam ik die broer wel eens tegen. Ik kreeg van die man wel eens wat te drinken en ik heb toen aangegeven dat ik dat niet kon teruggeven. Ik heb niet zoveel geld en kan dan ook niet elke keer een rondje terug geven. Die man zei op een gegeven moment dat hij wel iets voor mij had zodat ik wat meer te besteden had. Hij vertelde mij waar ik vandaag moest zijn en zei ook dat ik gerust mijn vrouw en zo mee kon nemen. Hij vertelde mij dat ik naar het kampje in de [wijk] moest komen. Ik ben daar vandaag samen met mijn vrouw en zoon naartoe gegaan. Ik had hun meegenomen omdat ik dacht dat ik iemand moest helpen met een verhuizing. Toen ik daar aankwam zag ik dat er iemand voor de schuur zat. Vervolgens werd tegen mij gezegd dat ik door kon lopen. Ik ben daarna de schuur binnen gegaan. Mijn vrouw en zoon zijn toen ook naar binnen gegaan. Toen ik daar binnen was zag ik dat de deur achter mij op slot gedaan werd van buitenaf. Ik ben gaan zitten en had toen al een slecht gevoel over de situatie. Ik zag toen dat er enkele blauwe vuilniszakken in de ruimte lagen. Ik zag dat iemand die zakken pakte en open maakte. De inhoud gooide hij onder de tafel. Ik keek toen naar mijn vrouw en die schudde al dat ze het er niet mee eens was. Er werd tegen mij gezegd dat er zo iemand zou komen. Terwijl ik aan het wachten was kwam ineens de politie binnen en werd ik aangehouden. Ik heb daar niets gedaan en wilde daar ook niets gaan doen. Ik was van plan om zo weg te gaan. Ik had koffie in mijn handen en was dus niet aan het werk ik zat daar gewoon.
(...)
V Hoe vaak ben je op dat kamp geweest?
A In het verleden wel eens, op dat kamp zitten een paar goede motorsportmensen. Ik heb daar ooit een motor laten maken voor mijn zoon.
V Wie waren dat?
A Dat weet ik niet meet, ik heb er lang geleden eens een adres van gekregen.
V Hoe vaak is je vrouw daar op het kamp geweest?
A Volgens mij niet.
V Hoe vaak is je zoon op dat kamp geweest?
A Ik weet niet of hij er ooit geweest is, het zou [woonplaats] eens kunnen voor een motor maar dat weet ik zo niet meer.
(...)
V Wij leggen jou uit dat wij al enkele maanden met het onderzoek bezig zijn en dat we daar enkele dingen hebben vastgesteld. Daarom denken wij dat jij dat of eigenlijk jij, je vrouw en zoon, niet voor het eerst op het kamp geweest zijn. Wat vind je hiervan?
A Hier heb ik niks over te zeggen en misschien wil ik mijn advocaat wel bij het verhoor.
V In dit onderzoek hebben wij ook telefoons getapt die in gebruik zijn bij enkele mensen die op het kamp wonen. In die gesprekken komt ook jouw telefoonnummer voor. Je telefoonnummer hoort bij een abonnement dat op jouw naam staat. Wat vind je hiervan?
A Ja, daar heb ik niks over te zeggen.
V Bij de afgeluisterde gesprekken zitten ook sms-berichten waarin datums vermeld staan. Wat kun je hierover zeggen?
A Ik ben ook wel eens slordig met mijn spullen, misschien heeft iemand anders de sms berichten wel met mijn telefoon gestuurd.
V Er zijn ook gesprekken waarbij gewoon gesproken wordt.
A Dat zal dan wel, ik heb daar niks op te zeggen.”
In het proces-verbaal van 24 januari 2013 is het volgende verklaard:
“V: Naar aanleiding van je verklaring van dinsdag, heb je een mobiel nummer opgegeven. Van wie is dit mobiele nummer?
A: Dat mobiele nummer is van mij. Het is een abonnement. Het abonnement staat op mijn naam.
V: Wie maken er allemaal gebruik van deze telefoon?
A: Ik ben er slordig in. Ik ben hem ook al eens kwijt geweest. Volgens mij ben ik de enige die hem gebruikt.”
[F] (hierna: [F]), één van de overige personen die bij de inval van 22 januari 2013 in de schuur van [adres] 8 was aangehouden, heeft volgens het proces-verbaal van 22 januari 2013 verklaard dat ze € 100 zou verdienen met het knippen van henneptoppen die dag.
Naar aanleiding van het onderzoek [Onderzoek] is een onderzoeksrapport opgemaakt (hierna: het rapport). In het rapport staat onder meer vermeld dat [C] één van de twee personen was die verantwoordelijk waren voor het regelen van knippers van de hennepplanten. Tevens staat hier vermeld dat tijdens de inval op 22 januari 2013 onder andere belanghebbende, de echtgenote en de zoon op heterdaad zijn aangehouden. In het rapport wordt vermeld dat uit afgeluisterde telefoongesprekken en onderschepte sms-berichten duidelijk is geworden dat [D] in een periode van drie maanden achttien maal een knipsessie heeft geregeld, waarbij tien tot twintig knippers werden geregeld die per dag gemiddeld € 75 verdienden. In hetzelfde rapport staat vermeld dat de gemiddelde opbrengsten per knipper zijn berekend op basis van het aantal geknipte planten per uur en worden geraamd op € 24.192 (vier dagen maal 48 weken maal zeven uren maal negen planten maal € 2).
Met dagtekening 22 januari 2013 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag IB/PVV over het jaar 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 25.000. Dit bedrag betreft de geschatte inkomsten verkregen uit het knippen van henneptoppen. Per dezelfde datum is de voorlopige aanslag Zvw over het jaar 2012 eveneens naar een bijdrage-inkomen van € 25.000 opgelegd. Belanghebbende heeft tegen de voorlopige aanslagen bezwaar gemaakt.
Belanghebbende heeft op 8 maart 2013 aangifte IB/PVV over het jaar 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.928, bestaande uit de van de gemeente [woonplaats] ontvangen uitkering.
Bij de uitspraken op bezwaar van 12 april 2013 zijn de bezwaren van belanghebbende tegen de voorlopige aanslagen niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft de bezwaren tevens opgevat als verzoeken om ambtshalve herziening. Bij brief van 3 september 2013 heeft de inspecteur deze verzoeken afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de afwijzingen van 3 september 2013 bezwaren gemaakt. Deze bezwaren zijn bij uitspraken op bezwaar van 14 januari 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft de inspecteur bij brief van 4 juni 2014 opnieuw verzocht de voorlopige aanslagen IB/PVV en Zvw over het jaar 2012 te herzien. Belanghebbende heeft hiertoe gesteld dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) belanghebbende heeft bericht de strafzaak tegen hem te seponeren wegens onvoldoende gronden om hem te kunnen vervolgen.
De inspecteur heeft belanghebbende hierop verzocht de brief van het OM toe te zenden.
Belanghebbende heeft bij brief van 8 september 2014 hierop als volgt gereageerd:
“Refererend aan uw brief van 28 augustus j.l. doe ik u hierbij toekomen de verklaring van sepot van de Officier van Justitie.” De brief is echter niet bijgevoegd.
De inspecteur heeft in reactie hierop bij brief van 23 oktober 2014 de verzoeken van belanghebbende afgewezen.
De hiertegen gerichte bezwaren zijn bij uitspraken op bezwaar van 4 februari 2015 ongegrond verklaard.
De aanslag IB/PVV over het jaar 2012 is op 6 maart 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.928.
Dit belastbaar inkomen is als volgt samengesteld:
Uitkering gemeente [woonplaats] € 9.928
Af: inkomsten eigen woning -/- € 303
€ 9.625
Resultaat overige werkzaamheden € 25.000
Inkomen voor PGA € 34.625
Af: persoonsgebonden aftrek -/- € 697
Vastgesteld verzamelinkomen € 33.928
Per diezelfde datum is aan belanghebbende de aanslag Zvw over het jaar 2012 opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 25.000.
In geschil is of de verzoeken van belanghebbende om ambtshalve herziening van de voorlopige aanslagen IB/PVV en Zvw over het jaar 2012 terecht zijn afgewezen.
Belanghebbende heeft gesteld dat de verzoeken om ambtshalve herziening ten onrechte zijn afgewezen, omdat belanghebbende zich niet met teelt of knippen van hennepplanten heeft bezig gehouden en hieruit dan ook geen inkomsten heeft genoten. Als het al wel zo zou zijn dat hij hieruit inkomsten zou hebben genoten dan is deze activiteit zo gering geweest dat hij daaruit geen inkomen van € 25.000 zou kunnen genereren, aldus belanghebbende.
Ingevolge artikel 9.5, eerste lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt een voorlopige aanslag door de inspecteur op verzoek herzien voor zover die voorlopige aanslag op een ander bedrag is vastgesteld dan het bedrag waarop de aanslag, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Omkering en verzwaring bewijslast
De rechtbank stelt voorop dat vaststaat dat belanghebbende, samen met de echtgenote en de zoon, op 22 januari 2013 in de bij [adres] 8 te [plaats X] gelegen schuur zijn aangehouden en dat deze ruimte was ingericht als kniplocatie voor het knippen van henneptoppen. Voorts staat vast dat er tussen 4 oktober 2012 tot en met 10 januari 2013 sms-verkeer tussen belanghebbende en [C], volgens het rapport één van de twee personen die verantwoordelijk was voor het regelen van knippers van de hennepplanten, heeft plaatsgevonden dat voornamelijk bestond uit het vermelden van data en de akkoordverklaring met deze data. Zo ook de sms van 10 januari 2013: “21ste en 22ste om half 8” waarop belanghebbende diezelfde dag antwoordde: “Oke”. Tevens staat vast dat
de auto van de zoon tijdens de gevoerde observaties in oktober en november 2012 enkele malen is gesignaleerd op het woonwagenkamp en dat belanghebbende zoals hij heeft verklaard op 22 januari 2013 daar soms ook gebruik van maakt.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank aannemelijk dat belanghebbende in 2013 en ook in 2012 inkomsten uit de hennepknipperij heeft genoten.
De inspecteur heeft ter zitting gesteld dat er in ieder geval 74 knipsessies zijn geweest waar belanghebbende bij is geweest, waar hij telkens € 100 per dag voor kreeg.
Ingevolge het rapport blijkt dat [D], één van de twee personen die verantwoordelijk was voor het regelen van knippers van de hennepplanten, over een periode van drie maanden in totaal achttien knipsessies heeft geregeld. De rechtbank acht het dan een heel redelijk uitgangspunt van de inspecteur om aan te nemen dat belanghebbende over het hele jaar 4 x18 = 72 maal heeft geknipt en tenminste € 7.200 heeft verdiend met het knippen van henneptoppen.
Nu belanghebbende aangifte heeft gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.928, bestaande enkel uit de ontvangen uitkering van de gemeente [woonplaats] heeft belanghebbende zowel absoluut als relatief gezien tot een aanzienlijk bedrag een te lage aangifte gedaan. Het hiermee te weinig betaalde bedrag aan belasting is eveneens zowel absoluut als relatief gezien aanzienlijk. De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende zich dit heeft gerealiseerd en bewust de inkomsten uit hennepknippen niet heeft opgegeven.
Gelet op al het vorenstaande heeft belanghebbende, naar het oordeel van de rechtbank, de vereiste aangifte niet gedaan. Er is dan sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast ingevolge artikel 27e van de AWR. Op belanghebbende rust dan de last te bewijzen of en in hoeverre de uitspraken op bezwaar dan wel de voorlopige aanslagen onjuist of te hoog zijn.
Bewijs onjuiste voorlopige aanslagen
Belanghebbende heeft, naar het oordeel van de rechtbank, met de enkele stelling dat hij geen inkomsten heeft genoten uit het knippen van de henneptoppen nu hij zich niet met dergelijke activiteiten heeft beziggehouden, niet aangetoond dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Het gegeven dat de strafzaak is geseponeerd is niet beslissend. De belastingrechter oordeelt immers zelfstandig, onafhankelijk van het OM, of bepaalde feiten zich hebben voorgedaan die kunnen leiden tot belastingheffing.
Redelijke schatting
Nu belanghebbende niet heeft aangetoond dat de uitspraken op bezwaar of de voorlopige aanslagen ten onrechte of te hoog zijn, dient te worden beoordeeld of er sprake is van een redelijke schatting.
Vaststaat dat de voorlopige aanslagen IB/PVV en Zvw over het jaar 2012 zijn vastgesteld met inachtneming van de geschatte genoten inkomsten uit het knippen van henneptoppen van € 25.000.
De inspecteur heeft gesteld dat de gemiddelde opbrengsten per knipper overeenkomstig de norm gesteld in het rapport BOOM is berekend op basis van het aantal geknipte planten per uur en worden geraamd op 4 dagen maal 48 weken maal 7 uren maal 9 planten maal € 2 is € 24.192 per jaar. Naar het oordeel van de rechtbank is deze schatting niet onredelijk.
Gelet op het geringe verschil tussen het bedrag van € 24.192 en de gehanteerde
€ 25.000 is de rechtbank van oordeel dat het belastbaar inkomen in het kader van de voorlopige aanslagen niet te hoog was vastgesteld. De inspecteur heeft de verzoeken om ambtshalve herziening dan ook terecht afgewezen.
Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 3 september 2015 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.A. de Paepe, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.