Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-09-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:6275, AWB - 14 _ 6909

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-09-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:6275, AWB - 14 _ 6909

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
25 september 2015
Datum publicatie
21 oktober 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:6275
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6909
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024], Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 4

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is door zijn werkgever voor de duur van één jaar uitgezonden naar Taiwan. Deze periode is verlengd tot 2,5 jaar. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende Nederland niet metterwoon heeft verlaten. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat hij de intentie had zich na afloop van de uitzending in Taiwan metterwoon te vestigen.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer AWB 14/6909

uitspraak van 25 september 2015

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 13 oktober 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2010 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.112 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.06).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2015 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Eindhoven, en namens de inspecteur, [verweerder].

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is in loondienst bij [A BV] te Delft (hierna: [A BV]). Belanghebbende is met [A BV] overeengekomen dat hij voor de periode van 1 augustus 2010 tot 1 augustus 2011 naar Taiwan werd uitgezonden. De periode van uitzending is uiteindelijk verlengd tot 28 februari 2013. Door [A BV] werd aan belanghebbende in die periode vier maal de kosten voor een retourticket vergoed voor privébezoeken aan Nederland. Belanghebbende is enkel jaarlijks rond de kerstdagen in Nederland verbleven. Door [A BV] is aan belanghebbende voor de periode van de uitzending de huur van een appartement in Taiwan en de bijkomende kosten zoals gas, water, licht en schoonmaak (tot een maximum van € 1.000 per maand) vergoed. Belanghebbende bezat tijdens zijn verblijf in Taiwan aldaar een scooter, een telefoonabonnement en bankrekeningen. Hij heeft verzocht om in Taiwan op vrijwillige basis verzekerd te zijn voor de sociale verzekeringen.

2.2.

Voor, tijdens en na de uitzending beschikte belanghebbende over een volledig ingerichte eigen woning in Eindhoven, die hij niet heeft verhuurd of te koop gezet. Belanghebbende is als inwoner ingeschreven gebleven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Eindhoven. Daarnaast heeft hij in die periode een ziektekostenverzekering in Nederland aangehouden. Belanghebbende had ten tijde van de uitzending geen partner of kinderen.

2.3.

[A BV] heeft de SVB verzocht om vast te stellen of belanghebbende gedurende de periode van uitzending in Nederland verzekerd was voor de volksverzekeringen. De SVB heeft een “VERKLARING” afgegeven waarin de SVB verklaart dat belanghebbende verplicht verzekerde is voor de Nederlandse volksverzekeringen.

2.4.

In geschil is of belanghebbende met ingang van 1 augustus 2010 Nederland metterwoon heeft verlaten in de zin van artikel 4 van de AWR.

2.5.

Artikel 4 van de AWR bepaalt dat waar iemand woont en waar een lichaam gevestigd is, naar de omstandigheden wordt beoordeeld.

2.6.

Een natuurlijk persoon heeft zijn woonplaats in Nederland, indien hij een duurzame betrekking van persoonlijke aard met Nederland heeft. Bepalend daarbij is of uit uiterlijke omstandigheden blijkt, dat de banden met Nederland voldoende sterk zijn om te kunnen aannemen, dat hij hier te lande het duurzame middelpunt van zijn persoonlijke levensbelangen heeft. Daarbij zijn onder meer van belang de familiale en/of vriendschappelijke betrekkingen, de zakelijke betrekkingen, bezittingen, politieke, culturele en/of andere activiteiten, plaats van zakendoen en de plaats van de financiële administratie.

2.7.

Gelet op alle feiten en omstandigheden zoals genoemd in de onderdelen 2.1 tot en met 2.3, oordeelt de rechtbank dat belanghebbende met zijn vertrek naar Taiwan Nederland niet metterwoon heeft verlaten. De rechtbank overweegt daarbij dat de uitzending van begin af aan als tijdelijk was bedoeld; namelijk voor de duur van één jaar. Deze periode is later verlengd tot 2,5 jaar. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat belanghebbende de intentie had om zich na afloop van de uitzending in Taiwan metterwoon te vestigen. Tijdens de periode van de uitzending had belanghebbende zowel in Nederland als in Taiwan een duurzaam tehuis en een bankrekening tot zijn beschikking. Het feit dat belanghebbende de woning in Nederland gemeubileerd aanhield en deze niet verhuurde of te koop heeft gezet, wijst erop dat belanghebbende zich niet metterwoon in Taiwan heeft willen vestigen. Daarnaast bleef belanghebbende in dienstbetrekking bij [A BV] en hield hij een Nederlandse ziektekostenverzekering aan. Het gelijk is daarmee aan de zijde van de inspecteur. Nu het bepaalde in artikel 4 van de AWR zowel voor de inkomstenbelasting geldt als voor de premie volksverzekeringen, geldt dit oordeel ook voor zowel de inkomstenbelasting als de premie volksverzekeringen.

2.8.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.9.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 25 september 2015 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.