Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-09-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:6360, AWB - 14 _ 7262
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-09-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:6360, AWB - 14 _ 7262
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 18 september 2015
- Datum publicatie
- 20 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:6360
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 7262
- Relevante informatie
- Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 21
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft geen bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de nagelaten woning, zodat deze waarde als belaste verkrijging voor de SW vaststaat, ondanks de veel lagere verkoopopbrengst van de woning.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer AWB 14/7262
uitspraak van 18 september 2015
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] (Verenigde Staten),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 28 oktober 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2013 opgelegde aanslag erfbelasting, aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de aanslag).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2015 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, als gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] vergezeld van haar echtgenoot [A], en namens de inspecteur [verweerder]. De zaken met zaaknummers 14/7262 en 14/7263 zijn op zitting gelijktijdig behandeld.
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Op [datum] 2013 is [erflaatster] (erflaatster) overleden. Haar enige erfgenamen zijn haar twee kinderen, [belanghebbende] en [gemachtigde]. Zij zijn ieder voor de helft gerechtigd tot de nalatenschap. Tot de nalatenschap behoort de woning met garagebox van erflaatster aan [adres 1] en [adres 2] te [plaats X] (hierna samen: de woning). Ter zake van de woning zijn voor 2013 en 2014 WOZ-beschikkingen afgegeven. De daarbij vastgestelde waarden bedragen respectievelijk € 320.000 en € 313.000. Deze beschikkingen staan onherroepelijk vast. De waarde van de woning is in de aangifte erfbelasting 2013 opgenomen voor een bedrag van € 320.000. De woning is op 17 november 2014 verkocht en op 1 december 2014 geleverd voor € 227.500.
Bij uitspaak op bezwaar is de inspecteur gedeeltelijk aan het bezwaar van belanghebbende tegemoetgekomen en heeft de waarde van de woning verlaagd tot
€ 306.000 waarvan de helft aan belanghebbende is toegerekend.
In geschil is welke waarde voor de berekening van de erfbelasting in aanmerking moet worden genomen. Belanghebbende stelt dat dit de gerealiseerde verkoopprijs moet zijn. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat daarvoor uitgegaan moet worden van de WOZ-waarde voor 2014.
Op grond van artikel 21, vijfde lid van de Successiewet 1956 wordt voor een onroerende zaak die in gebruik is als woning, de waarde in aanmerking genomen die is vastgesteld conform hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ), voor het kalenderjaar waarin de verkrijging heeft plaatsgevonden. Op basis van geldend beleid van de belastingdienst (mededeling Belastingdienst nr. BD04032013) wordt de aanslag erfbelasting ambtshalve verminderd indien de WOZ-waarde het jaar na overlijden lager is.
Vast staat dat de WOZ-waarde van de woning (inclusief de garagebox) onherroepelijk vast staat. Op grond van voormelde artikel 21 bedraagt dan de waarde van de verkrijging voor de erfbelasting € 313.000. Nu dit bedrag hoger is dan de in de uitspraak op bezwaar in aanmerking genomen waarde van € 306.000, acht de rechtbank deze door de inspecteur vastgestelde waarde niet te hoog.
De stelling van belanghebbende dat het niet redelijk is dat niet uitgegaan wordt van de verkoopwaarde van de woning, leidt niet tot een ander oordeel. Het staat de rechter immers krachtens artikel 120 van de Grondwet en artikel 11 van de Wet algemene bepalingen niet vrij om formele wetgeving te toetsen op haar grondwettigheid, dan wel de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen.
Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 september 2015 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Heel, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.