Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-10-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:6530, AWB - 14 _ 2075

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-10-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:6530, AWB - 14 _ 2075

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
8 oktober 2015
Datum publicatie
9 november 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:6530
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2075
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

14/2075, 14/2077, 14/2108 en 14/2109.

Inkomstenbelasting.

Belanghebbende en zijn broer hebben middels hun holdings een kruislingse financiering tot stand gebracht waarbij leningen zijn verstrekt in Turkse Lira en belanghebbenden per saldo geen enkel valutarisico hebben gelopen. De rechtbank oordeelt dat de opgezette constructie in strijd is met doel en strekking van de wet (fraus legis).

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers AWB 14/2075, 14/2077, 14/2108 en 14/2109

uitspraak van 8 oktober 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2007 tot en met 2010 (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, alsmede bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht en vergrijpboeten opgelegd.

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 5 maart 2014 de (navorderings)aanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 31 maart 2014, ontvangen bij de rechtbank op 1 april 2014, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende viermaal griffierecht geheven van € 45.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn broer, [Naam broer] , en zijn gemachtigde, [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] , en namens de inspecteur, [gemachtigden] .

1.7.

Partijen hebben ter zitting pleitnota’s voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De rechtbank rekent deze pleitnota’s tot de stukken van het geding. Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.

1.8.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is directeur-grootaandeelhouder van [BV 1] Zijn broer, [Naam broer] (hierna: de broer), is directeur-grootaandeelhouder van [BV 2]

2.2.

Tot 1 juli 2007 had belanghebbende een eigenwoningschuld bij ING bank van € 317.646,15. Daarover was hij jaarlijks 5,6% rente verschuldigd.

2.3.

Op 1 juli 2007 heeft belanghebbende een lening in Turkse Lira verstrekt aan [BV 2] De lening had een tegenwaarde van € 100.000 en is verstrekt tegen een rentepercentage van 19%. Op dezelfde dag heeft de broer onder nagenoeg identieke voorwaarden eenzelfde lening verstrekt aan [BV 1]

2.4.

Eveneens op 1 juli 2007 heeft [BV 1] een lening in Turkse Lira verstrekt aan belanghebbende, met een tegenwaarde van, eveneens, € 100.000, tegen een rente van 20%. Daarnaast heeft [BV 2] eenzelfde lening verstrekt aan de broer. Met de leningen hebben belanghebbende en de broer hun eigenwoningschuld geherfinancierd. In dat kader hebben zij op 19 juli 2007 hun leningen bij ING bank deels afgelost.

2.5.

Op de leningen in Turkse Lira hebben geen aflossingen plaatsgevonden en de rentepercentages zijn ongewijzigd gebleven, in de geschil zijnde jaren.

2.6.

Naar aanleiding van de aangifte IB/PVV 2011 van de broer heeft de inspecteur aan hem vragen gesteld over de daarin opgenomen eigenwoningschuld. De door de broer verstrekte informatie gaf de inspecteur aanleiding om ook aan belanghebbende vragen te stellen. De inspecteur heeft de aftrek van rente, voor zover hoger dan 5,6%, geweigerd. Dat heeft geleid tot de (navorderings)aanslagen. Daarbij zijn boeten opgelegd van 50% van de over de correctie verschuldigde IB/PVV. Het betreft de volgende bedragen:

Betreft

IB/PVV 2007

IB/PVV 2008

IB/PVV 2009

IB/PVV 2010

Aanslagnummer

[Aanslagnummer] .H.77

[Aanslagnummer] .H.87

[Aanslagnummer] H.97

[Aanslagnummer] H.06

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 89.236

€ 88.749

€ 94.943

€ 95.770

Vergrijpboete

€ 1.915

€ 2.802

€ 2.824

€ 3.033

Heffingsrente

€ 701

€ 737

€ 474

€ 280

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de (navorderings)aanslagen en de boetebeschikkingen terecht en tot juiste bedragen zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil het antwoord op de volgende vragen:

1. Is sprake van een nieuw feit dan wel kwade trouw dat navordering rechtvaardigt?

2. Is sprake van een schijnhandeling of van fraus legis?

3. Zijn terecht vergrijpboeten opgelegd?

Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de inspecteur bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, en vernietiging van de navorderingsaanslagen en vermindering van de aanslag over het jaar 2010 tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 84.102. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en griffierecht

6 Beslissing