Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-10-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:6951, AWB - 13 _ 3952

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-10-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:6951, AWB - 13 _ 3952

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
21 oktober 2015
Datum publicatie
6 november 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:6951
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 13 _ 3952
Relevante informatie
Wet op de kansspelbelasting [Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Kansspelbelasting. Artikel 30h Wet op de Kansspelen. De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende de economische eigendom van kansspelautomaten heeft verkocht aan haar zustermaatschappij, de Ltd. Nu bij de overdracht van de economische eigendom van de automaten ook het recht om deze als eigenaar te exploiteren is overgegaan op de Ltd, kan enkel de Ltd de kansspelautomaten bedrijfsmatig en als eigenaar gebruiken of aan een ander in gebruik geven en niet (meer) belanghebbende. Belanghebbende is geen kansspelbelasting verschuldigd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 13/3952

Uitspraak van 21 oktober 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats X] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft een aangifte kansspelbelasting ingediend voor het tijdvak 1 juni 2012 tot en met 30 juni 2012 en daarop € 4.609 kansspelbelasting voldaan.

1.2.

Belanghebbende is tijdig in bezwaar gekomen tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur heeft bij uitspraak van 14 juni 2013 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is daartegen tijdig in beroep gekomen bij de rechtbank. De griffier heeft daarbij van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft voor de enkelvoudige kamer plaatsgevonden op 10 januari 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [directeur 1] vergezeld van de toenmalige gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde B] verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] , en namens de inspecteur, [gemachtigden] . Het onderzoek is ter zitting geschorst voor een schriftelijke behandeling. Vervolgens heeft de enkelvoudige belastingkamer de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. Met toestemming van beide partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. Van alle na de zitting ingezonden stukken is een kopie aan de wederpartij gezonden. Ook een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is op 13 maart 2014 aan partijen verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel bestaan de ondernemingsactiviteiten van belanghebbende sinds [datum] 1990 uit de exploitatie van amusements- en speelautomaten en de groothandel in audio- en videoapparatuur. Belanghebbende is gevestigd op de [adres] . De enige aandeelhouder en bestuurder van belanghebbende is [directeur 1] (hierna: [directeur 1] ). [directeur 1] is tevens directeur / groot aandeelhouder van [Ltd] ., een zustervennootschap van belanghebbende (hierna: [Ltd] ), die op hetzelfde adres gevestigd is. De ondernemingsactiviteiten van [Ltd] bestaan uit de verhuur en exploitatie van gokautomaten en het leveren van muziekabonnementen.

2.2.

Belanghebbende (verkoper) heeft met [Ltd] (koper) een koopovereenkomst gesloten. De overeenkomst heeft als datum [datum] 2009 en is voor gezien ondertekend door een notaris op [datum] 2009. De koopovereenkomst vermeldt voor zover hier van belang het volgende:

“1.1. De verkoper verbindt zich het product, bekend onder de naam exploitatie, zijnde de totale exploitatie met bijbehorende automaten, inclusief de bestaande overeenkomsten, zoals bij beide partijen bekend, hierna nader aangeduid met het product, te leveren aan koper.

(…)

2.2.

De overdracht en levering van het product dient te geschieden op [datum] 2009.

(…)

3.1.

Verkoper is verplicht om het product op de hiervoor genoemde datum in eigendom over te dragen aan koper, inclusief toebehoren.

(…).”

2.3.

Op 5 juli 2012 heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde B] (hierna: [gemachtigde B] ) namens belanghebbende een aangifte kansspelbelasting ingediend voor het tijdvak 1 juni 2012 tot en met 30 juni 2012. Hierbij is een bedrag van € 4.609 aangegeven als te betalen kansspelbelasting. Op 31 juli 2012 heeft belanghebbende dit bedrag betaald. Belanghebbende heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur heeft aan belanghebbende bericht dat de uitspraak op bezwaar zou worden aangehouden in verband met proefprocedures over de heffing van kansspelbelasting.

2.4.

Op 3 april 2013 is de belastingdienst bij belanghebbende en [Ltd] een boekenonderzoek gestart. Het onderzoek is op 3 april 2013 onderbroken voor het opvragen van stukken bij externe adviseur(s) van belanghebbende en [Ltd] . De gevraagde informatie is niet aangeleverd. Op 24 april 2013 heeft de controleur aangegeven het onderzoek te willen voortzetten.

2.5.

Per faxbericht van 2 mei 2013 heeft de advocaat van belanghebbende, [advocaat] , de inspecteur verzocht uitspraak te doen op het bezwaar. De inspecteur heeft dat in eerste instantie geweigerd in verband met het lopende onderzoek. Bij uitspraak op bezwaar van 14 juni 2013 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

2.6.

De inspecteur heeft bij brief van 4 februari 2014 de rechtbank om toestemming verzocht een onderzoek in te stellen bij belanghebbende naar de boekhoudkundige verwerking van de betrokken kansspelautomaten teneinde meer duidelijkheid over het geschilpunt te krijgen alsmede een beter zicht op de feiten. Bij deze brief heeft de inspecteur de rechtbank tevens verzocht de behandeling van de zaak uit te stellen. De rechtbank heeft hiermee ingestemd. Bij brief van 8 april 2014 heeft de inspecteur bericht dat het onderzoek niet had plaatsgevonden wegens gebrek aan medewerking van belanghebbende. Bij brief van 14 juli 2014 heeft de inspecteur aangegeven dat hij, om de voortgang van de procedure niet verder te vertragen, er in berust dat er geen nader boekenonderzoek komt.

2.7.

Tot de stukken behoren onder meer:

- een kopie van een pagina uit het grootboek van belanghebbende uit 2009 en wel van de rekening-courant met een debetboeking op 12-11-2009 van € 60.000 met als omschrijving ‘[Ltd] overeenkomst’, een kopie van de memoriaalboeking van hetzelfde bedrag onder de post debiteuren/ [Ltd] overeenkomst en een kopie van het verkoopboek met hetzelfde bedrag.

- een kopie van een pagina uit het grootboek van [Ltd] uit 2011. Daarop staat vermeld een debetboeking per 1 januari 2011 van € 60.000 met als omschrijving: ‘automaten/exploitatie en overeenko’.

- de aangiften vennootschapsbelasting (vpb) van belanghebbende over de jaren 2008 tot en met 2010 met het volgende overzicht van activa en omzet:

Activa

2008

2009

2010

Goodwill

3.000

2.600

2.200

Bedrijfsgebouwen

73.737

73.737

107.767

Machines/installaties

14.518

13.212

6.998

Inventaris

21.295

14.136

Auto's

347

15.424

Andere vaste bedrijfsmiddelen

11.119

Omzet

340.178

173.377

175.559

In de aangifte over 2009 is een post “buitengewone baten” vermeld van € 63.369.

- de aangiften vpb van [Ltd] over 2009 en 2010. Daarin is een post “immateriële activa” vermeld van € 58.000 (2009) en € 29.000 (2010) en een omzet van € 5.000 (2009) en € 73.868 (2010).

- een overzicht van de aangiften omzetbelasting van belanghebbende over 2009 en 2010. Daarin staat geen maandomzet van € 60.000 vermeld.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende in de maand juni 2012 belastingplichtig was voor de kansspelbelasting. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot een teruggaaf van € 4.609 kansspelbelasting.

3.4.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing