Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-10-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7006, AWB - 14 _ 6578

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-10-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7006, AWB - 14 _ 6578

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
14 oktober 2015
Datum publicatie
6 november 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:7006
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6578
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

AWB 14/6578

Omzetbelasting. Een onderwijsstichting besteedt het onderhoud van de schoolgebouwen uit aan een BV waarin zij alle aandelen houdt. Vaststaat dat de stichting ondernemer is voor de exploitatie van de schoolkantines en verhuur van kluisjes. Volgens de rechtbank is sprake van een fiscale eenheid. Tussen stichting en BV bestaan niet-verwaarloosbare economische betrekkingen en is dus sprake van economische verwevenheid. Aan de vraag of de stichting ook ondernemer is voor haar onderwijsactiviteiten, komt de rechtbank niet toe.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer AWB 14/6578

uitspraak van 14 oktober 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende 1] , gevestigd te [Plaats X] ,

[belanghebbende 2] , gevestigd te [Plaats X] ,

belanghebbenden,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft bij beschikking van 17 maart 2014 het verzoek van belanghebbenden om met ingang van 23 april 2013 te bepalen dat tussen beiden ingevolge artikel 7, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) een fiscale eenheid bestaat, afgewezen.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 oktober 2014 de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbenden hebben daartegen bij brief van 31 oktober 2014, ontvangen bij de rechtbank op 3 november 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 328.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2015 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbenden [bestuurder] (bestuurder), vergezeld van de gemachtigde van belanghebbenden [gemachtigden 1] , allen verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] , en namens de inspecteur, [gemachtigden 2] .

1.7.

De gemachtigde van belanghebbenden heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Het onderzoek ter zitting is gesloten en er is een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

[belanghebbende 1] (hierna: de Stichting) is opgericht op [datum] 1995 en is een onderwijsinstelling voor zowel primair als voortgezet bijzonder onderwijs. De Stichting bezit een aantal schoolgebouwen in de regio [regio's] .

2.2.

De activiteiten van de Stichting zijn het verzorgen van onderwijs, de exploitatie van kantines, de verhuur van kluisjes en het uitlenen van personeel.

2.3.

[belanghebbende 2] (hierna: de BV) is door de Stichting opgericht op [datum] 2013. De Stichting bezit alle aandelen in de BV. De BV heeft onder meer ten doel het (doen) verrichten van facilitaire diensten op het gebied van schoonmaak, tuinonderhoud, correctief en klein (bouwkundig) onderhoud en overige aanvullende facilitaire diensten, alles in de ruimste zin, ten behoeve van de Stichting. Alle activiteiten van de BV worden tegen vergoeding verricht jegens de Stichting.

2.4.

Bij brief van 26 april 2013 is het in 1.1 genoemde verzoek gedaan. Op dit verzoek heeft de inspecteur de in 1.1 genoemde beschikking afgegeven.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbenden een fiscale eenheid ingevolge artikel 7, vierde lid, van de Wet vormen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbenden concluderen tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling dat belanghebbenden een fiscale eenheid vormen met ingang van 23 april 2013. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing