Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-11-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7179, AWB - 14 _ 7632

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-11-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7179, AWB - 14 _ 7632

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
10 november 2015
Datum publicatie
7 december 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:7179
Zaaknummer
AWB - 14 _ 7632
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Proceskostenvergoeding (integraal).

Belanghebbende en haar dochterBV vormden een fiscale eenheid voor de omzetbelasting (OB). Na faillissement van de dochter werd 19% OB nageheven over het totaal van de crediteurenlijst van de curator. In bezwaar heeft belanghebbende gemotiveerd aangegeven dat daarbij fouten waren gemaakt en zijn diverse facturen overgelegd. In beroep zijn deze facturen voor de inspecteur aanleiding te constateren dat de naheffing te hoog was. De rechtbank acht het niet begrijpelijk dat de inspecteur in de uitspraak op bezwaar geen rekening heeft gehouden met die facturen en is van oordeel dat de inspecteur onrechtmatig heeft gehandeld en had moeten beseffen dat de naheffingsaanslag in beroep geen stand zou houden. Dit leidt tot het oordeel dat er redenen zijn om af te wijken van de forfaitaire proceskostenregeling, maar onvoldoende redenen voor een integrale vergoeding. De rechtbank stelt de pkv op € 2.000.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer AWB 14/7632

uitspraak van 10 november 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 19 maart 2012 op 27 mei 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer].F01.2501) opgelegd van € 150.074.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 november 2014 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 19 december 2014, ontvangen bij de rechtbank op 22 december 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2015 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, haar gemachtigde

[gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Barendrecht, en namens de inspecteur, [verweerder].

1.6.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat, waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld om nader overleg te voeren over de samenhang tussen de crediteurenlijst van de curator en de gegevens uit de administratie van belanghebbende.

1.7.

Op 20 juli 2015 heeft de inspecteur een exemplaar van het rapport naar aanleiding van een boekenonderzoek aan de rechtbank gestuurd. Gemachtigde heeft op 24 juli 2015 op dit rapport gereageerd en verzocht om een proceskostenvergoeding. Op dit verzoek hebben beide partijen gereageerd.

1.8.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

2.1.

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

[A BV] en [B BV] zijn in het in geschil zijnde tijdvak geregistreerd als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968). In het tijdvak vormen zij een fiscale eenheid voor de omzetbelasting (hierna: OB).

2.2.

Op [datum] 2012 is het faillissement uitgesproken van [A BV]. Bij beschikking van 15 mei 2012 is de fiscale eenheid voor de OB met ingang van [datum] 2012 ontbonden.

2.3.

Met dagtekening 27 mei 2013 is aan de fiscale eenheid op grond van artikel 29, tweede lid, Wet OB 1968 een naheffingsaanslag OB opgelegd. Daarbij is de voorbelasting nageheven die begrepen zou zijn in de onbetaald gebleven facturen van [A BV]. Deze naheffingsaanslag is gebaseerd op de crediteurenlijst zoals deze is verstrekt door de curator aan de inspecteur.

2.4.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is door de inspecteur afgewezen.

3 Geschil

3.1.

Partijen hebben na de zitting een compromis bereikt in die zin dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 82.631. In geschil is nog slechts de proceskostenvergoeding.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Beslissing