Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-11-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7407, AWB - 15 _ 12
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-11-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7407, AWB - 15 _ 12
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 20 november 2015
- Datum publicatie
- 17 december 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:7407
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 12
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft een WOB-verzoek gedaan en gevraagd tevoren geïnformeerd te worden over eventuele leges. In juli 2014 heeft de gemeente leges in rekening gebracht: 15 x € 1,15. In november 2014 is een aanslag opgelegd waarbij 22 x € 1,20 in rekening is gebracht. De rechtbank oordeelt dat in juli is geheven en vernietigt het besluit tot heffing van november. Voor navordering is geen grond en belanghebbende had eerst geïnformeerd moeten worden over de kosten van 7 extra kopieën.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer AWB 15/12
uitspraak van 20 november 2015
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 19 december 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem in rekening gebrachte leges.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2015 te Middelburg. Partijen zijn, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Op verzoek van de rechtbank hebben partijen nadien nadere stukken ingediend. Vervolgens is, met toestemming van partijen, het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar alsmede het besluit van 6 november 2014 tot heffing van leges;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 734;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.
2 Gronden
Bij brief van 28 mei 2014 heeft belanghebbende de gemeente Terneuzen (hierna: de gemeente) verzocht om informatie te verstrekken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob). Belanghebbende heeft gevraagd tevoren op de hoogte te worden gesteld van de eventuele kosten.
Bij brief van 10 juli 2014 heeft de gemeente hierop gereageerd. In die brief staat welke documenten zullen worden verstrekt en tevens:
“Voor het maken van kopieën brengen wij op grond van artikel 1.15.3.2.1. van onze legesverordening € 1,15 in rekening. Het gaat om 15 kopieën en dus om een bedrag van € 17,25. Zodra wij dit bedrag van u hebben ontvangen, zullen wij de kopieën aan u toesturen. (...) Informatie over het maken van bezwaar vindt u op de achterzijde van deze brief.”
Met dagtekening 6 november 2014 zijn aan belanghebbende leges in rekening gebracht tot een bedrag van € 26,40. Het gehanteerde tarief is € 1,20 per kopie; er zijn dus 22 kopieën verstrekt. Het bezwaar van belanghebbende daartegen is door de heffingsambtenaar afgewezen.
In de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2014 (hierna: de verordening) is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
b. (…)
een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
(…)
Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven
1 De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
(…)
Artikel 6 Wijze van heffing
De leges worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.”
In de Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening 2014 (hierna: de tarieventabel) is onder meer het volgende bepaald:
“Hoofdstuk 15 Diversen
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:
(…)
1.15.3.2.1 per pagina op papier van A4-formaat € 1,20”
In geschil is of het besluit omtrent de aan belanghebbende in rekening gebrachte leges vernietigd dient te worden. Meer specifiek is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
1. Is de wijze van heffing juist?
2. Is tot het juiste bedrag leges in rekening gebracht?
3. Is sprake van dubbele heffing?
4. Is het besluit in overeenstemming met artikel 229, eerste lid, sub b, van de Gemeentewet?
Artikel 231 van de Gemeentewet bepaalt dat de heffing van gemeentelijke belastingen plaatsvindt met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Leges worden weliswaar niet bij aanslag geheven, maar dan moet in de verordening worden bepaald op welke wijze wordt geheven (artikel 233a van de Gemeentewet).
De brief van de gemeente van 10 juli 2014 is een “gedagtekende schriftelijke kennisgeving” als bedoeld in artikel 6 van de verordening, waarin het gevorderde bedrag aan leges aan belanghebbende bekend werd gemaakt. Dat geschrift is formeel – voor toepassing van de AWR – gelijk te stellen met een aanslag. Daaraan doet niet af dat de brief niet is ondertekend door de heffingsambtenaar maar door B&W van de gemeente, omdat dat gebrek de heffing niet nietig maakt maar vernietigbaar (Hoge Raad 24 december 2010, nr. 10/00154, ECLI:NL:HR:2010:BO0396). Nu belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen de heffing bij brief van 10 juli 2014, is deze onherroepelijk vast komen te staan. Dat geldt voor de legesheffing voor 15 kopieën.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar bij brief van 3 juni 2015 verzocht om de stukken van het geding te completeren. De heffingsambtenaar heeft vervolgens toegezonden een verzoek van belanghebbende gedagtekend 28 mei 2014, met een stempel van ontvangst door de gemeente op 3 juni 2014, en de reactie van B&W van 10 juli 2014. In de uitspraak op bezwaar wordt gesproken over een “tweede verzoek” van belanghebbende. Nu in de stukken geen tweede verzoek te vinden is, gaat de rechtbank er vanuit dat belanghebbende eenmaal, bij brief van 28 mei 2014, een verzoek om stukken heeft gedaan.
In het systeem van de AWR kan slechts eenmaal een aanslag worden opgelegd voor een belastbaar feit. Evenzo kunnen maar een keer leges in rekening worden gebracht voor het verstrekken van de in de brief van 10 juli 2014 vermelde 15 kopieën. Nu de leges reeds bij brief van 10 juli 2013 in rekening zijn gebracht, kan dit niet nogmaals gebeuren. De brief van 6 november 2013 kan alleen tot heffing leiden indien deze wordt beschouwd als navordering. Navordering is echter alleen mogelijk indien sprake is van een nieuw feit, kwade trouw of een kenbare fout (artikel 16 AWR). Belanghebbende heeft gesteld dat sprake is van dubbele heffing, en de rechtbank begrijpt die stelling aldus dat belanghebbende mede beoogt een beroep te doen op het ontbreken van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Naar het oordeel van de rechtbank is van een nieuw feit geen sprake. Er is geen nieuw feit omdat de hoogte van te heffen leges in juli 2013 bekend was. Datzelfde geldt voor het tarief. Het gegeven dat het tarief volgens de verordening hoger was dan in de brief van 10 juli 2013 is vermeld, was ten tijde van die brief immers bekend. Dat sprake zou zijn van kwade trouw is gesteld noch gebleken. Een kenbare fout doet zich niet voor gezien het geringe tariefverschil tussen € 1,15 en € 1,20 per kopie. Ook hoefde de fout belanghebbende redelijkerwijs niet kenbaar te zijn, nu deze in een eerste oogopslag niet zichtbaar was.
Het voorgaande betekent dat de heffing in de brief van 6 november 2013 niet in stand kan blijven voor zover deze betrekking heeft op de 15 kopieën waarvoor al is geheven bij brief van 10 juli 2013.
De vraag is dan of wel terecht is geheven voor de overige 7 kopieën. De rechtbank maakt uit de stukken op dat (a) belanghebbende heeft gevraagd tevoren geïnformeerd te worden over de te maken kosten, (b) belanghebbende op de brief van 10 juli 2013 van de gemeente niet heeft gereageerd, (c) de gemeente uiteindelijk meer kopieën aan belanghebbende heeft verstrekt dan was aangegeven in de brief van 10 juli 2013 zonder belanghebbende daarover tevoren te informeren en daarvoor extra legeskosten in rekening heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat de gemeente belanghebbende eerst had behoren te informeren over haar voornemen meer kopieën te maken dan zij bij brief van 10 juli 2013 had meegedeeld, en dat, nu zij dit heeft nagelaten, voor die extra kopieën geen leges in rekening gebracht kunnen worden.
Al het vorenoverwogene betekent dat de leges vermeld in de brief van 6 november 2014 ten onrechte in rekening zijn gebracht. De rechtbank zal het besluit tot heffing vernietigen.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank vindt aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 734 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 244, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2015 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.