Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-02-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:978, AWB - 14 _ 3182
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-02-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:978, AWB - 14 _ 3182
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 19 februari 2015
- Datum publicatie
- 19 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:978
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:5158, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 3182
Inhoudsindicatie
Belanghebbende moest reorganiseren en is een sociaal plan overeengekomen waarin boventallige werknemers zijn aangewezen volgens het afspiegelingsbeginsel. Aangezien het sociaal plan tevens een vrijwilligers- en plaatsmakersregeling bevat, stelt de inspecteur dat sprake is van een regeling voor vervroegde uittreding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake is, omdat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende de intentie had om nagenoeg alleen oudere werknemers te laten afvloeien.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer AWB 14/3182
uitspraak van 19 februari 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 20 juni 2013 heeft belanghebbende de inspecteur verzocht een beschikking als bedoeld in artikel 32ba, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) af te geven. De inspecteur heeft dit bij bezwaar vatbare beschikking van 14 augustus 2013 geweigerd.
Het bezwaar van belanghebbende is door de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 31 maart 2014 afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 5 mei 2014, ontvangen bij de rechtbank op 22 mei 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn ter zitting door belanghebbende in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2015 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [A] en [B], vergezeld van de gemachtigden van belanghebbende,[gemachtigden], verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Amsterdam, en namens de inspecteur, [verweerder]. Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende heeft in april 2013 een reorganisatie aangekondigd als gevolg waarvan ten minste 230 arbeidsplaatsen zouden vervallen. Op 22 mei 2013 is belanghebbende met de betrokken vakbonden het [het sociaal plan] (hierna: het sociaal plan) overeengekomen. In het sociaal plan zijn boventallige werknemers aangewezen volgens het afspiegelingsbeginsel bij onderling uitwisselbare functies. Het sociaal plan bevat een vrijwilligers- en een plaatsmakersregeling. Een medewerker kan alleen gebruik maken van deze regelingen indien de werkgever daarvoor uitdrukkelijk schriftelijk goedkeuring geeft. De werkgever kan zelfstandig bepalen of een aanmelding voor een van deze regelingen wordt gehonoreerd. De werknemers wier arbeidsplaats is komen te vervallen en de werknemers die gebruik mogen maken van voormelde regelingen ontvangen een beëindigingsvergoeding in de vorm van een eenmalige uitkering die wordt berekend op basis van de kantonrechtersformule. De beëindigingsvergoeding bedraagt maximaal de redelijkerwijs te verwachten inkomensderving tot de AOW-gerechtigde leeftijd.
Bij brief van 20 juni 2013 heeft belanghebbende de inspecteur verzocht een beschikking als bedoeld in artikel 32ba, zevende lid, van de Wet af te geven waaruit blijkt dat de vergoedingen die op grond van het sociaal plan in verband met het beëindigen van de dienstbetrekking aan werknemers van belanghebbende worden uitgekeerd, niet worden aangemerkt als een vergoeding uit hoofde van een regeling voor vervroegde uittreding.
Bij voor bezwaar vatbare beschikking van 14 augustus 2013 heeft de inspecteur aan belanghebbende meegedeeld dat voormelde beschikking niet kan worden afgegeven. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. Op 20 november 2013 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Bij uitspraak op bezwaar van 31 maart 2014 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of het sociaal plan kwalificeert als een regeling voor vervroegde uittreding in de zin van artikel 32ba, zevende lid, van de Wet.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling dat de regeling niet kwalificeert als een regeling voor vervroegde uittreding. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.