Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1101, BRE - 14 _ 6343
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1101, BRE - 14 _ 6343
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 4 maart 2016
- Datum publicatie
- 12 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:1101
- Zaaknummer
- BRE - 14 _ 6343
- Relevante informatie
- Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2024] art. 36
Inhoudsindicatie
Blh stond ingeschreven als bestuurder van een BV. Deze BV is failliet gegaan waarna blh aansprakelijk is gesteld voor de onbetaald gebleven loonbelastingschulden.
Blh heeft zich feitelijk bezig gehouden met het beleid en de gang van zaken van de vennootschap en moet derhalve worden aangemerkt als bestuurder. Vast staat dat niet is voldaan aan de meldingsplicht betalingsonmacht. Blh heeft niet aannemelijk gemaakt dat het niet voldoen aan de meldingsplicht niet aan hem is te wijten. Belanghebbende derhalve terecht aansprakelijk gesteld.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 14/6343
uitspraak van 4 maart 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij beschikking met dagtekening 2 juni 2014 is belanghebbende aansprakelijk
gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonbelasting ten name van
[A BV] (hierna: de vennootschap), tezamen een bedrag van € 128.559.
Belanghebbende heeft bij brief op 15 juli 2014 bezwaar gemaakt tegen de in 1.1 vermelde beschikking. De ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 september 2014 het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen op 21 oktober 2014 digitaal beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2016 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de ontvanger,
[verweerder].
Van het verder verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende was met ingang van [datum] 2012 als bestuurder van de vennootschap ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Over de maanden oktober en november 2012 zijn aangiften loonbelasting ingediend, maar de verschuldigde loonbelasting is niet afgedragen. Ook is er geen melding van betalingsonmacht gedaan. Door de inspecteur zijn over die perioden naheffingsaanslagen loonbelasting inclusief boetes opgelegd, die onbetaald zijn gebleven.
Op [datum] 2013 is het faillissement van de vennootschap uitgesproken. Naar aanleiding hiervan is op 15 oktober 2013 een onderzoek ingesteld naar mogelijke bestuurdersaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 36 van de Invorderingswet 1990 (hierna: de IW). Het rapport van dit onderzoek, met dagtekening 14 mei 2014, heeft aanleiding gegeven om belanghebbende met dagtekening 2 juni 2014 aansprakelijk te stellen voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonbelasting, exclusief kosten, rente en boetes, van de vennootschap over de maanden oktober en november 2012, van in totaal € 128.559.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In het kader van het bezwaar is belanghebbende op 25 juli 2014 gehoord. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de ontvanger het bezwaar afgewezen.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld voor de in 2.2 genoemde onbetaald gebleven loonbelastingschulden van de vennootschap.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de beschikking aansprakelijkstelling.
De ontvanger concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.