Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-02-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1126, AWB - 14 _ 5385
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-02-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1126, AWB - 14 _ 5385
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 februari 2016
- Datum publicatie
- 12 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:1126
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 5385
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft in 2005 geïnvesteerd in energieschermen voor kassen. In geschil is of zij ter zake van die investering recht heeft op de milieu-investeringsaftrek. De rechtbank oordeelt dat de Aanwijzingsregeling milieu-investeringsaftrek 2005 (en niet die van 2007) van toepassing is. Belanghebbende kan geen vertrouwen ontlenen aan het antwoord op vraag 345 van de vraag-en-antwoordpublicatie van de Stichting Milieukeur, omdat daaruit niet op te maken is dat de daarin geschetste situatie gelijk is aan de situatie van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat niet voldaan wordt aan de vereisten voor toepassing van de milieu-investeringsaftrek dat het definitieve certificaat tijdig is overgelegd. Belanghebbendes stelling dat de wettelijke regeling de Minister niet de bevoegdheid biedt om voorwaarden te stellen aan de termijn voor afgifte van een definitief certificaat Groen Label Kas, faalt.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 14/5385
uitspraak van 24 februari 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats X] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2005 een aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van nihil. Gelijktijdig is bij beschikking een verlies vastgesteld van € 1.321.936.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 juli 2014 het verlies verhoogd tot € 1.414.356.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 27 augustus 2014, ontvangen bij de rechtbank op 28 augustus 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, als gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigde 1] , verbonden aan [kantoornaam gemachtigde 1] te Halsteren, en [gemachtigde 2] , verbonden aan [kantoornaam gemachtigde 2] te Naaldwijk, en namens de inspecteur, [verweerder] .
Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende vormt samen met haar dochtermaatschappij [A BV] (hierna: de dochter) een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De dochter exploiteert een groentekwekerij welke beschikt over twee kassen.
Belanghebbende heeft gemeld dat op 6 september 2005 voor € 362.650 is geïnvesteerd in energieschermen in de kassen van de dochter. Naar aanleiding daarvan is aan belanghebbende een voorlopig certificaat afgegeven waarbij de kassen zijn goedgekeurd volgens het certificatieschema Groen Label Kas (hierna: GLK), vastgesteld op 1 januari 2005 door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Dit voorlopig certificaat was geldig van 1 november 2005 tot 1 november 2007. Op 21 april 2008 is het definitieve certificaat afgegeven waarbij de kassen zijn goedgekeurd volgens hetzelfde certificaatschema. Dit definitieve certificaat was geldig van 21 april 2008 tot 21 april 2009.
Belanghebbende heeft aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2005 gedaan naar een belastbaar bedrag van nihil en heeft daarbij een verlies van € 1.647.741 aangegeven. Daarin heeft zij ter zake van de investering in de energieschermen € 145.060 (€ 362.650 * 40%) aan milieu-investeringsaftrek in aanmerking genomen.
In de periode 15 oktober 2007 – 28 oktober 2008 heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden bij belanghebbende, waarbij onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2004 tot en met 2006 is beoordeeld. Het onderzoek was onder meer gericht op de milieu-investeringsaftrek. Naar aanleiding van het boekenonderzoek is de inspecteur bij het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting 2005 afgeweken van de ingediende aangifte. Daarbij is onder meer de milieu-investeringsaftrek verminderd met € 145.060 wegens niet tijdige afgifte van het certificaat Groen Label Kas 2005. In de verliesbeschikking is het verlies vastgesteld op € 1.321.936.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de verliesbeschikking. In de uitspraak op bezwaar is de inspecteur gedeeltelijk tegemoet gekomen aan de bezwaren van belanghebbende. Het verlies is verhoogd tot € 1.414.356. De correctie van de milieu-investeringsaftrek wegens niet tijdige afgifte van het certificaat Groen Label Kas 2005 heeft de inspecteur in stand gelaten.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of het verlies tot het juiste bedrag is vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende ter zake van haar investering in energieschermen in de kassen recht heeft op de milieu-investeringsaftrek. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt primair dat het definitieve certificaat tijdig is overgelegd en subsidiair dat de wettelijke regeling de Minister niet de bevoegdheid biedt om voorwaarden te stellen aan de termijn voor afgifte van een definitief certificaat. De inspecteur beantwoordt de in geschil zijnde vraag ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en verhoging van het verlies met € 145.060 tot € 1.559.416. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.