Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1942, BRE - 14 _ 4725
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1942, BRE - 14 _ 4725
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 maart 2016
- Datum publicatie
- 12 mei 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:1944
- Zaaknummer
- BRE - 14 _ 4725
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Belanghebbende is een maatschap van chirurgen die werkzaamheden verrichten in een ziekenhuis. Zij ontvangt van het ziekenhuis een vergoeding voor managementparticipatie. Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat die vergoeding vrijgesteld is indien jaarlijks het bedrag dat het ziekenhuis ontvangt aan honorarium voor de artsen, gelijk of hoger is dan het bedrag dat aan artsen wordt uitgekeerd, inclusief de vergoeding voor managementparticipatie. Belanghebbende heeft vervolgens een verklaring van de accountant overgelegd die de rechtbank voldoende vindt. Belanghebbende ontvangt ook van de artsenmaatschappen een vergoeding voor bestuurswerkzaamheden in de stafmaatschap; dat is een interne aangelegenheid van de artsen, het bedrag is niet belast.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 14/4725
uitspraak van 24 maart 2016
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 18 juli 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting ten bedrage van € 5.255 (aanslagnummer [aanslagnummer].F.01.1501).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2016. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigden], en namens de inspecteur [verweerder]. Het onderzoek ter zitting is geschorst en het vooronderzoek is heropend als bedoeld in artikel 8:64 van de Awb. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift naar partijen is gestuurd bij brief van 10 maart 2016. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft zij het onderzoek gesloten.
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar alsmede de naheffingsaanslag;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.240;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 328 aan deze vergoedt.
2 Gronden
Belanghebbende is een maatschap van chirurgen die werkzaamheden verrichten in het [ziekenhuis] te [plaats X] (het ziekenhuis). Belanghebbende is een ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). De activiteiten die belanghebbende verricht zijn vrijgesteld van heffing van omzetbelasting op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel c en g, van de Wet OB.
Het ziekenhuis ontvangt van de ziektekostenverzekeraars vergoedingen, waarvan in 2011 € 20.199.783 was geoormerkt voor betaling aan de medisch specialisten. Het ziekenhuis betaalt het grootste deel daarvan door aan de medisch specialisten als vergoeding voor hun medische verrichtingen. Daarnaast betaalt het ziekenhuis bedragen aan de maatschappen van medisch specialisten als vergoeding voor het ter beschikking stellen van een der maten gedurende een deel van de werktijd voor het deelnemen in het management van het ziekenhuis (managementparticipatie). Belanghebbende heeft daarvoor in 2011 een bedrag ontvangen van € 10.840.
De medisch specialisten die werkzaam zijn binnen maatschappen (alle specialismen op één na) zijn verenigd via een stafmaatschap. Het bestuur van de stafmaatschap wordt verricht door drie afgevaardigden van de verschillende maatschappen. Belanghebbende leverde in 2011 de voorzitter van de stafmaatschap. Alle maatschappen betalen jaarlijks een bedrag aan contributie voor de stafmaatschap, waarvan een deel wordt gebruikt om de bestuursleden te vergoeden voor de tijd die zij besteden aan de bestuurswerkzaamheden. Belanghebbende heeft hiervoor in 2011 een bedrag ontvangen van € 15.726.
Bij de bestreden naheffingsaanslag is 19% omzetbelasting nageheven over beide hiervoor vermelde vergoedingen alsmede over een ontvangen bedrag aan sponsoring van € 1.092.
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Niet in geschil is dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd indien de vergoedingen voor managementparticipatie en stafmaatschap zijn vrijgesteld.
Managementparticipatie
Ter zitting van 15 februari 2016 heeft de administrateur van het ziekenhuis verklaard dat de als managementvergoedingen aangeduide bedragen niet als zodanig in de administratie van het ziekenhuis zijn verantwoord maar onderdeel uitmaken van het totale bedrag dat aan de medisch specialisten is betaald. Vervolgens is afgesproken dat de zaak op dezelfde wijze kan worden afgedaan als die waarop de uitspraak van de rechtbank van 17 juli 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:6231, betrekking heeft, indien belanghebbende een verklaring van de accountant van het ziekenhuis overlegt, inhoudende dat jaarlijks het bedrag dat het ziekenhuis ontvangt aan honorarium voor de artsen, gelijk of hoger is dan het bedrag dat aan artsen wordt uitgekeerd, inclusief de vergoeding voor managementparticipatie.
Bij brief van 1 maart 2016 heeft [accountant], accountant bij [kantoornaam accountant], het volgende verklaard:“Beschrijving van de feitelijke bevindingen1. Wij hebben vastgesteld dat de verrekening van de honoraria medisch specialisten niet in loondienst over het boekjaar 2011 ad € 18.970.803 zoals opgenomen in de bijgevoegde verantwoording aansluit op de financiële administratie over het boekjaar 2011, welke ten grondslag ligt aan de jaarrekening 2011, waarbij door ons op 21 mei 2012 een goedkeurende controleverklaring is verstrekt.2. Wij hebben vastgesteld dat de omzet van de honoraria medisch specialisten niet in loondienst over het boekjaar 2011 ad € 20.199.783 zoals opgenomen in de bijgevoegde verantwoording aansluit op de financiële administratie over het boekjaar 2011, welke ten grondslag ligt aan de jaarrekening 2011, waarbij door ons op 21 mei 2012 een goedkeurende controleverklaring is verstrekt.”
Belanghebbende heeft het rapport bij brief van 8 maart 2016 aan de rechtbank overgelegd. In die brief is aangegeven dat het aan medisch specialisten uitgekeerde bedrag inclusief de als managementvergoeding aangeduide bedragen is.
De gemachtigde heeft in een aan de inspecteur gericht emailbericht van 2 maart 2016 opgemerkt dat in het meergenoemde bedrag aan honoraria van € 18.970.803 de aan managementvergoedingen betaalde bedragen niet zijn begrepen. De inspecteur stelt dat, daarvan uitgaande, niet blijkt dat de uitbetaalde honoraria, inclusief de bedragen aan managementvergoeding, het voor honoraria beschikbare bedrag niet overtreffen. De inspecteur trekt daaruit de conclusie dat belanghebbende niet aan de afspraak heeft voldaan.
Uit het rapport van de accountant blijkt dat het totale aan medisch specialisten uitgekeerde bedrag lager is dan het voor specialistenhonorarium door het ziekenhuis ontvangen bedrag. Weliswaar is in het rapport niet uitdrukkelijk vermeld dat het totale uitgekeerde bedrag inclusief de als managementvergoeding uitgekeerde bedragen is, maar dat is ook niet mogelijk gelet op het feit dat belanghebbende ter zitting - voor het maken van de afspraak - onweersproken heeft verklaard dat de managementvergoeding niet als zodanig in de administratie is opgenomen. Dat zo zijnde is naar het oordeel van de rechtbank niet goed denkbaar dat de bedragen aan managementvergoeding niet in het totale geboekte bedrag van de specialistenhonoraria zijn begrepen. De onder 2.8. bedoelde opmerking van de gemachtigde moet in dit licht, mede gelet op het gestelde ter zitting en de inhoud van de onder 2.7. vermelde brief van 8 maart 2016 op een vergissing berusten.
In dit verband acht de rechtbank ook van belang dat partijen het er, gelet op de brief van de inspecteur van 4 maart 2016, over eens zijn dat voor het onderhavige tijdvak kan worden uitgegaan van hetgeen in het convenant ‘Bekostiging vrij gevestigd medisch specialisten transitie 2012-2014’ is vermeld. Het convenant voorziet in een verdeling van het aan medisch specialisten toekomende honorarium in een vast en een variabel deel. Uit het variabele deel worden vergoed werkzaamheden in verband met afspraken met betrekking tot praktijkkosten, lokale speerpunten, kwaliteit, terugdringen niet noodzakelijke zorg, terugdringen praktijkvariatie, veiligheid, afspraken m.b.t. meer- en minderproductie, innovatie leidend tot margeverbetering, opleidingsactiviteiten en medisch leiderschap. Naar het oordeel van de rechtbank behoren de in geding zijnde managementactiviteiten onmiskenbaar tot de in het convenant bedoelde werkzaamheden, die worden vergoed uit het variabele deel van het voor honoraria voor medisch specialisten bestemde bedrag. In de zaak waarop de eerder genoemde uitspraak van 17 juli 2014 betrekking heeft ging het eveneens om dergelijke werkzaamheden. Overeenkomstige toepassing van het convenant leidt er derhalve toe dat de als managementvergoeding uitgekeerde bedragen worden geacht te zijn betaald uit het honorariumdeel voor medisch specialisten.
Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank het aannemelijk dat voor de beoordeling van de verschuldigdheid van omzetbelasting de onderhavige zaak en die waarop eerder genoemde uitspraak van 17 juli 2014 betrekking heeft vergelijkbare zaken zijn en dat belanghebbende door het overleggen van het rapport van [kantoornaam accountant] en rekening houdend met het feit dat van de honorering op basis van meergenoemd convenant kan worden uitgegaan aannemelijk heeft gemaakt dat de als managementvergoeding aangeduide bedragen zijn betaald uit het voor honoraria voor medisch specialisten bestemde bedrag. Alsdan is tussen partijen niet in geschil dat ter zake van die vergoeding geen omzetbelasting verschuldigd is.
Vergoeding voor de bestuurswerkzaamheden voor de stafmaatschap
Bij brief van 4 maart 2016 heeft de inspecteur toegezegd dat hij de vergoeding voor de bestuurswerkzaamheden voor de stafmaatschap na heroverweging beschouwt als een interne aangelegenheid. Alsdan is tussen partijen niet meer in geschil dat ter zake van die vergoeding geen omzetbelasting verschuldigd is.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond en dient de uitspraak op bezwaar alsmede de naheffingsaanslag te worden vernietigd.
Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.240 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor de conclusie van repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan op 24 maart 2016 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. D.B. Bijl en mr. M. Harthoorn, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B. Knezevic, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.