Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2070, AWB - 15 _ 8005
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2070, AWB - 15 _ 8005
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 5 april 2016
- Datum publicatie
- 27 mei 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:2070
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 8005
Inhoudsindicatie
Forensenbelasting. Artikel 223 van de Gemeentewet.
Belanghebbende heeft op een vakantiepark een vakantiewoning die hij zelf gebruikt en een vakantiewoning die hij verhuurt aan derden. De heffingsambtenaar heeft met betrekking tot die tweede vakantiewoning een aanslag forensenbelasting opgelegd om de reden dat de vakantiewoning meer dan 90 dagen in 2015 niet is verhuurd en daarmee meer dan 90 dagen aan belanghebbende ter beschikking stond. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende de tweede vakantiewoning niet voor zichzelf of zijn gezin ter beschikking heeft gehouden nu vaststaat dat die vakantiewoning uitsluitend is bestemd voor verhuur en ook feitelijk niet anders dan daarvoor is gebruikt. De aanslag forensenbelasting moet derhalve worden vernietigd.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/8005
uitspraak van 5 april 2016
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (Duitsland),
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Veere,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 6 november 2015 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag forensenbelasting met betrekking tot de vakantiewoning gelegen aan [adres 1] te [plaats X] naar een bedrag van € 273,70 (hierna: de aanslag forensenbelasting).
Zitting
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
1 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslag forensenbelasting;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van
€ 45 aan deze vergoedt.
2 Gronden
Belanghebbende is sinds 2010 eigenaar van een gemeubileerde vakantiewoning gelegen aan het [adres 1] op vakantiepark ‘[vakantiepark]’ te [plaats X] in de gemeente Veere (hierna: de vakantiewoning). Belanghebbende is – vanaf 1984 – tevens eigenaar van de op hetzelfde vakantiepark gelegen vakantiewoning [adres 2] (hierna: [adres 2]).
In 2015 was belanghebbendes hoofdverblijf niet gelegen in de gemeente Veere.
In geschil is of de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd.
Belanghebbende stelt dat de aanslag forensenbelasting ten onrechte is opgelegd omdat de vakantiewoning geheel 2015 via internet te huur is aangeboden geweest en belanghebbende noch familieleden van hem de vakantiewoning in 2015 hebben gebruikt.
Belanghebbende wijst voorts op het feit dat hij tevens eigenaar is van [adres 2] en hij en zijn familie bij verblijf in de gemeente Veere in 2015 gebruik hebben gemaakt van die vakantiewoning. Ten slotte wijst belanghebbende op het feit dat hij eveneens al in de heffing van forensenbelasting is betrokken voor [adres 2].
De heffingsambtenaar wijst op het feit dat de woning in 2015 in de periode januari tot en met oktober 161 dagen is verhuurd. De gegevens over november en december zijn volgens de heffingsambtenaar nog niet bekend. Ook indien de dagen in die maanden ‘verhuurde dagen’ zou betreffen, heeft de woning in 2015 meer dan 90 dagen tot belanghebbendes beschikking gestaan, namelijk 143 dagen. Of en in hoeverre belanghebbende feitelijk gebruik heeft gemaakt van de woning is volgens de heffingsambtenaar niet van belang.
Ingevolge artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven. In artikel 2, eerste lid, van de Verordening forensenbelasting 2015 van de gemeente Veere (hierna: de Verordening) is bepaald: “Onder de naam “forensenbelasting” wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.”
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 juli 1995, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:1995:AA1657, het volgende overwogen:
“3.4. Van een gemeubileerde woning, die uitsluitend is bestemd voor verhuur en ook feitelijk door de eigenaar niet anders wordt gebruikt dan nodig is om deze voor de verhuur gereed te maken en te houden, kan niet worden gezegd dat deze door de eigenaar voor zich en zijn gezin ter beschikking wordt gehouden.
Indien echter een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, moet worden aangenomen dat die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.”
In de in 2.2.1 vermelde stellingen ligt besloten dat de vakantiewoning in 2015 uitsluitend is bestemd voor verhuur en ook feitelijk door belanghebbende niet anders dan daarvoor (waaronder begrepen het eventuele gebruik dat nodig is om de vakantiewoning voor de verhuur gereed te maken en te houden) wordt gebruikt. Deze stellingen zijn door de heffingsambtenaar niet bestreden en hebben daarom als vaststaande feiten te gelden. Gelet op het in 2.4 vermelde arrest kan dan niet worden gezegd dat belanghebbende in 2015 de vakantiewoning voor zichzelf of zijn gezin ter beschikking heeft gehouden. In het midden kan blijven of – zoals belanghebbende betwist – belanghebbende twee keer in een jaar in dezelfde gemeente aangeslagen kan worden voor forensenbelasting.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel dient de heffingsambtenaar op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 5 april 2016 door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. Hermus, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.