Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-01-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:210, AWB - 14 _ 6530
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-01-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:210, AWB - 14 _ 6530
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 19 januari 2016
- Datum publicatie
- 11 maart 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:210
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 6530
Inhoudsindicatie
Procesbelang bij beroep strekkend tot een hogere verliesverrekeningsbeschikking? Goedkoopmansgebruik; stelselwijzing of herwaardering mogelijk in verband met het voorkomen van verliesdamping? Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd van nihil en een verliesverrekeningsbeschikking vastgesteld. Voor het jaar 2012 is een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 85.958, waarin begrepen is een winst van € 81.605 ter zake de verkoop van onroerende zaken in 2012. De rechtbank oordeelt dat het beroep betreffende het jaar 2011 niet-ontvankelijk is. Met betrekking tot de aanslag is er geen procesbelang omdat deze reeds nihil is. Met betrekking tot de verliesverrekeningsbeschikking heeft belanghebbende geen procesbelang bij het door haar bepleite hogere bedrag aan verlies dat verrekend wordt. Het verkrijgen van duidelijkheid of herwaardering van haar onroerende zaken in 2011 mogelijk is, is onvoldoende. Het geschilpunt of herwaardering in 2011 mogelijk is, kan aan de orde komen in het beroep betreffende het jaar 2012. Ter zake van dat beroep oordeelt de rechtbank dat herwaardering in 2011 niet in overeenstemming is met goed koopmansgebruik. De stelselwijziging is gericht op een incidenteel fiscaal voordeel namelijk het voorkomen van verliesverdamping. Bijzondere omstandigheden die een stelselwijziging of een eenmalige opwaardering rechtvaardigen zijn niet aanwezig. Het beroep betreffende het jaar 2012 is ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 14/6530 en 15/1554
uitspraak van 19 januari 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd van nihil. Tegelijk is daarbij een beschikking genomen waarbij het verrekende verlies is vastgesteld op € 82.896.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 85.958 en daarbij bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 17 september 2014 en 16 maart 2015 de bezwaren tegen de in 1.1 vermelde aanslagen en beschikkingen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen bij brieven van 28 oktober 2014 en 19 maart 2015, ontvangen bij de rechtbank op 29 oktober 2014 en 20 maart 2015, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328 en van € 331. De zaak met betrekking tot het jaar 2011 heeft procedurenummer 14/6530 (hierna: ook beroep 2011); de zaak met betrekking tot het jaar 2012 heeft procedurenummer 15/1554 (hierna ook: beroep 2012).
De inspecteur heeft in elke zaak een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 6 november 2015 een nader stuk ingediend in de zaak met zaaknummer 15/1554, waarvan een kopie aan de inspecteur is gestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden voor de enkelvoudige kamer, ten overstaande van mr. M.R.T. Pauwels, op 17 november 2015 te Middelburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigde] en [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Goes, en namens de inspecteur, [verweerder]. De zaken zijn gelijktijdig behandeld.
De gemachtigden van belanghebbende hebben ter zitting een pleitnota overgelegd, welke de rechtbank tot de stukken van het geding heeft gerekend.
Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.
Tijdens het onderzoek ter zitting heeft de rechter aangekondigd dat de zaken zullen worden verwezen naar de meervoudige kamer. Bij brief van 1 december 2015 is dit aan partijen bevestigd. Partijen hebben tijdens het onderzoek ter zitting verklaard dat na verwijzing naar de meervoudige kamer een nader onderzoek ter zitting achterwege kan blijven.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende verhuurde onroerende zaken. De huurder heeft de huur op 8 februari 2011 met ingang van 7 februari 2012 beëindigd. Door beëindiging van de activiteiten door de huurder in de onroerende zaken, stonden de onroerende zaken vanaf medio 2011 leeg. Op dat moment heeft belanghebbende besloten de onroerende zaken te verkopen. Op [verweerder] 2012 zijn de onroerende zaken aan een derde verkocht voor € 565.000. Daarbij heeft belanghebbende, onder aftrek van de verkoopkosten, een boekwinst gerealiseerd van € 81.605 (hierna: de boekwinst).
Per 31 december 2010 had belanghebbende € 143.277 aan nog te verrekenen verliezen, afkomstig uit de jaren 2001 en 2002. Belanghebbende heeft de onroerende zaken in de aangiften over de jaren tot en met 2010 voor de jaarwinstbepaling gewaardeerd op de kostprijs minus afschrijvingen.
Op 26 maart 2013 heeft belanghebbende aangifte vennootschapsbelasting 2011 gedaan. Belanghebbende heeft op de balans de onroerende zaken opgenomen voor € 551.553, te weten de boekwaarde begin 2011 van € 469.948 vermeerderd met een boekwinst van € 81.605. Deze opwaardering leidde tot een belastbare winst van € 164.501 en een belastbaar bedrag van € 21.224. Het verschil van € 143.277 is het volledige nog verrekenbare verlies (zie 2.2).
Op 17 juli 2013 heeft belanghebbende aangifte vennootschapsbelasting 2012 gedaan naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 4.353.
Bij brief van 15 januari 2014 heeft de inspecteur aan belanghebbende vragen gesteld over het verloop van de post onroerend goed in 2011. Na beantwoording van de vragen heeft de inspecteur met dagtekening 15 maart 2014 de aanslag vennootschapsbelasting 2011 opgelegd naar een belastbare winst van € 82.896 (zijnde de aangegeven winst verminderd met de daarin begrepen boekwinst van € 81.605. Bij beschikking is daarmee een verlies verrekend van eveneens € 82.896, wat resulteerde in een belastbaar bedrag van nihil. Bij de aanslag is aan belanghebbende meegedeeld dat haar onverrekende verliezen eind 2011 € 60.381 (€ 22.166 uit 2001 en € 38.215 uit 2002) bedroegen.
Met dagtekening 31 januari 2015 heeft de inspecteur de aanslag vennootschapsbelasting 2012 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 85.958. Dit is de door belanghebbende aangegeven winst vermeerderd met de boekwinst van € 81.605.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft belanghebbende materieel (proces)belang bij het beroep 2011?
2. Staat goedkoopmansgebruik toe dat de onroerende zaken in 2011 ge(her)waardeerd worden op een hoger bedrag dan de historische kostprijs verminderd met de afschrijvingen?
Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, is niet in geschil dat in het jaar 2012 geen boekwinst bij de verkoop van de onroerende zaken wordt gerealiseerd. Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, is niet in geschil dat deze boekwinst in het jaar 2012 wordt gerealiseerd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, verhoging van de aanslag over het jaar 2011 tot € 4.244 (de belasting die verschuldigd is bij een verhoging van de belastbare winst tot € 164.501 verminderd met verliezen van € 143.277), verhoging van het vastgestelde bedrag aan verrekende verliezen naar € 143.277 in 2011, en verlaging van de aanslag over het jaar 2012 tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 4.353. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.