Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2387, BRE - 15 _ 2501

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2387, BRE - 15 _ 2501

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
5 april 2016
Datum publicatie
27 mei 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:2387
Zaaknummer
BRE - 15 _ 2501
Relevante informatie
Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 36

Inhoudsindicatie

Blh is – met zijn medebestuurders - aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen OB van een Stichting. Voor 2011 acht de rechtbank dat terecht: de Stichting was Vpb-plichtig, de verschuldigde OB is niet aangegeven en betaald en er heeft geen controle op de administratie plaatsgevonden. Het is aan de grove schuld van de Stichting te wijten dat te weinig belasting is afgedragen. De betalingsonmacht is niet binnen twee weken na het ontstaan daarvan gemeld. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij mocht vertrouwen op de deskundigheid van degene die de boekhouding deed. Blh wordt niet toegelaten tot het weerleggen van het vermoeden dat de niet-betaling aan hem is te wijten.

De naheffingsaanslag OB 2013 is op grond van artikel 29, tweede lid, van de Wet OB 1968 opgelegd maar over het verkeerde tijdvak nu geen rekening is gehouden met de betalingstermijn van de desbetreffende factuur. De rechtbank vermindert het bedrag van de aansprakelijkstelling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 15/2501

uitspraak van 5 april 2016

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

De bestreden uitspraak op bezwaar

Zitting

Rechtsmiddel