Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2652, AWB - 14 _ 6818
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2652, AWB - 14 _ 6818
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 26 april 2016
- Datum publicatie
- 30 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:2652
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 6818
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde “open-end” authorised unit trust. Zijn ondernemingsactiviteiten bestaan uit het beleggen van het trustvermogen. De participanten kunnen deelnemen door het kopen van units. Belanghebbende wil teruggaaf dividendbelasting omdat hij vergelijkbaar is met een Nederlands beleggingsfonds met de status van een fiscale beleggingsinstelling. De rechtbank acht niet aannemelijk gemaakt dat de units verhandelbaar zijn in de zin van artikel 2, tweede lid, van de Wet Vpb zodat belanghebbende niet vergelijkbaar is met een in Nederland gevestigd fonds voor gemene rekening en dus ook niet met een fiscale beleggingsinstelling. Belanghebbende heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij vergelijkbaar is met een ander in Nederland gevestigd belastingsubject dat, naar intern recht, recht zou hebben op teruggaaf van dividendbelasting. Belanghebbende heeft geen recht op teruggaaf.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers: BRE 14/6818, 14/6819 en 14/7391 tot en met 14/7394
Uitspraak van 26 april 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats X] (Verenigd Koninkrijk)
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft bij brief van 7 juni 2009, door de inspecteur ontvangen op 9 juli 2009, in daarbij gevoegde aangiften vennootschapsbelasting, voor de navolgende boekjaren de volgende verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting ingediend:
boekjaar 2005/2006 tot een bedrag van € 684.526 (zaaknummer 14/6818);
boekjaar 2006/2007 tot een bedrag van € 908.729 (zaaknummer 14/7391);
boekjaar 2007/2008 tot een bedrag van € 980.710 (zaaknummer 14/7392).
Verder heeft hij bij niet gedateerde brief, door de inspecteur ontvangen op 31 december 2013, de volgende verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting ingediend:
kalenderjaar 2010 tot een bedrag van € 347.695 (zaaknummer 14/6819);
kalenderjaar 2011 tot een bedrag van € 440.449 (zaaknummer 14/7393);
kalenderjaar 2012 tot een bedrag van € 455.004 (zaaknummer 14/7394).
De inspecteur heeft de verzoeken over de boekjaren 2005/2006 tot en met 2007/2008 bij beschikkingen van 31 maart 2014 afgewezen en de daartegen gerichte bezwaren van belanghebbende bij in één geschrift vervatte uitspraken van 3 oktober 2014 niet-ontvankelijk verklaard.
De inspecteur heeft de verzoeken over de jaren 2010 tot en met 2012 bij beschikkingen van 12 mei 2014 afgewezen en de bezwaren daartegen bij in één geschrift vervatte uitspraken van eveneens 3 oktober 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 11 november 2014, ontvangen bij de rechtbank op 13 november 2014, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek bij brief van 20 april 2016 gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding staat het volgende vast:
Belanghebbende is een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde “open-end” authorised unit trust (AUT). Zijn ondernemingsactiviteiten bestaan uit het beleggen van het trustvermogen. Op grond van de Europese Richtlijn 85/611/EEG en de Britse Financial Services Act 1986 en Financial Services and Markets Act 2000 kwalificeert hij als een instelling voor collectieve belegging in effecten (UCITS/icbe). [A Limited] is zijn beheerder (‘Manager’). Zijn boekjaren liepen aanvankelijk van 1 augustus tot en met 31 juli.
De participanten in belanghebbende kunnen deelnemen in zijn bezittingen door het kopen van units. De units zijn verkrijgbaar als ‘Distribution units’ (waarop dividend wordt uitgekeerd) en ‘Accumulation units’ (waarvan de unitprijs wordt verhoogd met het dividend). Jaarlijks wordt het dividend op 30 september uitgekeerd (distribution units) of bijgeboekt op de unitprijs (accumulation units).
In een brief van 14 maart 2013 van belanghebbende aan de inspecteur staat onder meer:
“We can inform you as follows on the characteristics of [belanghebbende]:
- It does not have legal personality according to the law of England.
- It is represent by a management company.
- Any participants participate by buying/holding units/participations which represent a certain value relating to the investment of the trust.
In our view, this trust is similar to a Dutch mutual fund (“fonds voor gemene rekening”), since:
- The trust is based on a contract (strictly, a trust deed),
- A management company manages the investments according to the investment policy,
- The depositary function is separated (conducted by a depositary bank/trustee),
- The investments are held for the account of the participants,
- It has the same objective as a Dutch mutual fund.
(…)
Units/participations in this trust can be transferred to a third party (not being the trust itself) without the need for approval from any co-investors in the trust. In this respect we refer to clause 7 (B) of the trust deed (enclosure 1).”
In clausule 7 (B) van de op 10 mei 1989 tussen de beheerder van belanghebbende en [B Limited] (“the trustee”) gesloten trustakte is bepaald:
“Notwithstanding any provisions to the contrary in this Deed or the Regulations, following the Managers and the Trustee becoming bound to cease to issue Certificates in accordance with the provisions of Clause 7 (A) above, the Trustee shall not be entitled to refuse to accept a transfer of Units by a Holder by reason of the fact that a Certificate or Certificates relating to such Units does not accompany an instrument of transfer in respect thereof left with the Trustee for registration PROVIDED THAT the provisions of this Clause 7(B) shall be without prejudice to any other provision or requirement of this Deed or the Regulations relating to the transfer of Units by Holders.”
In de Prospectus van belanghebbende van 31 maart 2008 staat onder meer het volgende vermeld:
“ 4. THE REGISTRAR
The Manager has delegated to [C Limited] responsibility to maintain the registers and plan sub-registers. (…)
17 ISSUE AND REDEMPTION OF UNITS IN A SCHEME
(b) Redemption of Units
Holders may sell units by application in writing to [C Limited], or by telephone as set out in (a) above. Such sale will be subject to the policy on pricing set out in section 12. “Valuation of Property”. A contract note and form for the renunciation of the units will be sent normally no later than the business day next following the day in which falls the valuation point on which the relevant unit price is based. The proceeds will normally be sent by BACS no later than the fourth business day following receipt by the Manager of the appropriate documents which will usually be the duly completed renunciation form.
(…)
Where a redemption of units of not less than 5% (1% for the [D Trust]) of the scheme property takes place either the unitholder or the Manager may by notice request that scheme property is transferred in discharge of the transaction rather than a cash payment.
(..)
The Manager may, with the prior agreement of the Trustee, and must if the Trustee so requires, without notice to the holders, suspend the issue and redemption of units for a period not exceeding 28 days if the Manager (or the Trustee in the case of any requirement by it) are of the opinion that there is good and sufficient reason to do so having regard to the interest of holders. (…)
(e) Deferred Redemption
In times of high redemption, to protect the interests of continuing unitholders, the Manager may defer all redemptions at any valuation point to the next valuation point where requested redemptions exceed 10% of the scheme’s value. This will allow the Manager to match the sale of scheme property to the level of redemption, thereby reducing the impact of dilution on the scheme. At the next such valuation point all deals relating to an earlier valuation point will be completed before those relating to a later valuation point are considered. (…)”
Belanghebbende heeft in één brief, gedagtekend 4 juni 2014, bezwaar tegen de afwijzing van de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de boekjaren 2005/2006 tot en met 2007/2008 (hierna ook: de brief). Belanghebbende heeft de brief laten versturen door het postbezorgingsbedrijf Royal Mail. Op de website van Royal Mail stond onder Track and Trace, waarvan een afdruk tot het procesdossier behoort, het volgende vermeld:
Nadat de brief op 10, 12 en 13 mei 2014 is aangeboden bij de belastingdienst, maar niet bezorgd, is de brief retour gezonden. De brief is vervolgens op 19 mei 2014 door belanghebbende afgehaald. Op 4 juni 2014 is de brief opnieuw naar de belastingdienst verzonden. De brief kwam op 10 juni 2014 bij de belastingdienst binnen. De inspecteur heeft de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.