Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-05-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3056, AWB - 14 _ 491
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-05-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3056, AWB - 14 _ 491
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 20 mei 2016
- Datum publicatie
- 13 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:3052
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 491
Inhoudsindicatie
Conform het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016, nr. 15/00340, ECLI:NL:HR:2016:121. Geen sprake van een "excessive burden".
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 14/491
uitspraak van 11 mei 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft aangifte loonheffing gedaan over het tijdvak 1 maart 2013 tot en met 31 maart 2013. Het te betalen bedrag van € 13.279 bestond voor € 6.663 uit zogenaamde pseudo-eindheffing hoge lonen (crisisheffing). Het aangegeven bedrag is door belanghebbende op 23 april 2013 betaald.
Met dagtekening 4 mei 2013, door de inspecteur ontvangen op 15 mei 2013, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de afdracht op aangifte. De inspecteur heeft bij uitspraak van 19 december 2013 het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 23 januari 2014, ontvangen bij de rechtbank op 24 januari 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Weert, en namens de inspecteur, [verweerder]. Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd, waarbij zij partijen heeft verzocht – na publicatie van het arrest van de Hoge Raad inzake de crisisheffing – de rechtbank te informeren of partijen een uitspraak van de rechtbank noodzakelijk achten.
Belanghebbende heeft bij brief van 4 maart 2016, door de rechtbank ontvangen op 7 maart 2016, aangegeven het beroep niet te willen intrekken, maar een uitspraak van de rechtbank te willen ontvangen.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende beschikt over 97% van de aandelen in [A BV]. Belanghebbende vormt met deze vennootschap een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.
Belanghebbende heeft in de aangifte loonheffing over het tijdvak maart 2013 op grond van artikel 32bd van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2013) het loon in aanmerking genomen dat door de werknemer is genoten in 2012, voor zover dat meer bedraagt dan € 150.000. De over dit loon verschuldigde crisisheffing bedroeg € 6.663 en is door belanghebbende op aangifte afgedragen. Daartegen richt zich het beroep.
Belanghebbende heeft over 2012 een totaal loon uit dienstbetrekking aangegeven van € 191.646, waarop € 88.745 aan loonheffingen is ingehouden.
Uit de aangiften vennootschapsbelasting van de fiscale eenheid waartoe belanghebbende behoort, blijkt onder meer het volgende (bedragen in €):
Jaar |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
Omzet |
541.289 |
284.548 |
315.591 |
321.000 |
377.406 |
510.622 |
310.000 |
-/- Lonen en salarissen |
503.671 |
292.597 |
340.026 |
307.533 |
332.592 |
364.480 |
306.442 |
-/- Overige kosten |
63.614 |
6.579 |
118.755 |
58.592 |
66.576 |
75.991 |
79.876 |
+ Saldo financiële baten en lasten |
0 |
0 |
-/- 89.636 |
-/- 106.323 |
-/- 114.182 |
-/- 113.737 |
-/- 68.386 |
+ Buitengewone resultaten |
0 |
0 |
-/- 121.152 |
-/- 7.528 |
-/- 640.377 |
2.298.451 |
912 |
Resultaat |
-/- 25.996 |
-/- 14.628 |
-/- 353.978 |
-/- 158.976 |
-/- 776.321 |
2.254.865 |
-/- 143.792 |
De omzet (exclusief omzetbelasting) van belanghebbende bedroeg volgens de aangiften omzetbelasting:
2010 € 371.100
2011 € 321.000
2012 € 365.000
2013 € 365.000
2014 € 310.000
2015 € 208.600
3 Geschil
In geschil is of de crisisheffing in strijd is met:
1. het wettelijke systeem;
2. het gelijkheidsbeginsel als bedoeld in artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR);
3. artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
De inspecteur is van mening dat van de hiervoor beschreven strijdigheid geen sprake is. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en teruggaaf van de afgedragen loonheffing tot een bedrag van primair € 6.663, dan wel € 3.646, € 2.905, € 2.683, of € 2.183. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.