Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-05-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3057, AWB - 15 _ 323
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-05-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3057, AWB - 15 _ 323
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 20 mei 2016
- Datum publicatie
- 13 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:3057
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 323
Inhoudsindicatie
BRE 15/323 en 15/329 tot en met 15/333
Artikelen 27e, eerste lid, en 67e, eerste lid, van de AWR.
Tegen belanghebbende loopt een strafrechtelijk onderzoek naar zijn betrokkenheid bij hennepteelt. De rechtbank gaat voorbij aan de door een informant in dat kader afgelegde verklaringen. Voor de jaren 2008 en 2009 maakt de inspecteur aannemelijk dat het minimale inkomen van belanghebbende in de jaren 2008 en 2009 respectievelijk € 20.410 en € 14.955 moet zijn geweest. Voor het jaar 2010 heeft belanghebbende niet de vereiste aangifte gedaan, zodat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. De rechtbank vermindert alle navorderingsaanslagen.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/323 en 15/329 tot en met 15/333
uitspraak van 12 mei 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2008 tot en met 2010 onderstaande navorderingsaanslagen opgelegd, alsmede bij beschikkingen vergrijpboeten vastgesteld en heffingsrente in rekening gebracht:
Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV)
Jaar |
2008 |
2009 |
2010 |
Aanslagnummer |
[aanslagnummer] .H.87 |
[aanslagnummer] .H.97 |
[aanslagnummer] .H.07 |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 217.000 |
€ 19.855 |
€ 45.112 |
Bedrag navordering |
€ 102.324 |
€ 3.307 |
€ 15.913 |
Vergrijpboete |
€ 51.162 |
€ 1.653 |
€ 7.956 |
Heffingsrente |
€ 15.254 |
€ 335 |
€ 1.009 |
Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW)
Jaar |
2008 |
2009 |
2010 |
Aanslagnummer |
[aanslagnummer] .W.87 |
[aanslagnummer] .W.97 |
[aanslagnummer] .W.07 |
Bijdrage ZVW |
€ 1.592 |
€ 953 |
€ 1.642 |
Heffingsrente |
€ 237 |
€ 96 |
€ 104 |
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 12 december 2014 de bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard. Bij verminderingsbeschikking van 3 januari 2015 is de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 117.000, de daarbij vastgestelde vergrijpboete verminderd tot € 25.162 en de heffingsrente verminderd naar € 7.502. De overige navorderingsaanslagen zijn door de inspecteur gehandhaafd. Aan belanghebbende is voor de bezwaarfase een proceskostenvergoeding toegekend van € 243.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 21 januari 2015, op dezelfde dag door de rechtbank ontvangen, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en [A] , vergezeld van belanghebbendes gemachtigde, [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Tilburg, en namens de inspecteur, [verweerder] . De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Tijdens deze zitting zijn de beroepen met de zaaknummers BRE 15/323 en 15/329 tot en met 15/333 en BRE 15/324 en 15/335 tegelijk behandeld. Voor het verder ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende heeft samen met zijn partner [B] één kind.
Belanghebbende drijft een eenmanszaak onder de naam “ [C] ”. De activiteiten van deze onderneming zijn sinds [datum] 2010 ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel waarbij als bedrijfsactiviteit is vermeld: de verhuur van overige woonruimte, huur en verhuurbemiddeling, beheer en advies van onroerend goed.
Tegen belanghebbende loopt een strafprocedure, omdat informant [D] (hierna: [D] ) bij de politie verklaringen heeft afgelegd over (onder meer) belanghebbendes betrokkenheid bij (grootschalige) hennepteelt en zijn inkomsten daaruit. Ook heeft [D] verklaard dat belanghebbende inkomsten genoot uit het bemiddelen in woonruimte. Op grond van artikel 55 van de AWR heeft de politie in opdracht van het Openbaar Ministerie informatie uit het onderzoek “[onderzoek]” ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst. Naar aanleiding daarvan is de inspecteur een onderzoek gestart naar de door belanghebbende ingediende aangiften inkomstenbelasting. Dit onderzoek heeft geleid tot het controlerapport van 13 mei 2013, verzonden op 22 mei 2013, waarbij is onderzocht of de gegevens uit bovenstaand onderzoek aanleiding geven (navorderings)aanslagen IB/PVV op te leggen.
In de jaren 2008 en 2009 heeft belanghebbende geen aangiften inkomstenbelasting gedaan en is daar evenmin voor uitgenodigd. In het jaar 2010 heeft belanghebbende aangifte inkomstenbelasting gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- € 9.686 leidend tot een teruggaaf van € 1.987. In deze aangifte heeft belanghebbende aangegeven dat hij in 2010 € 20.798 als kapitaal in zijn onderneming heeft gestort. Aan belanghebbende is vervolgens een aanslag opgelegd conform de ingediende aangifte.
Belanghebbendes partner heeft in de jaren 2008 tot en met 2010 bruto looninkomsten genoten van achtereenvolgens € 16.052, € 19.417 en € 19.258 waarop respectievelijk € 2.512, € 3.336 en € 3.511 is ingehouden. Uit afschriften van de bankrekening van belanghebbende blijkt dat hij in de jaren 2008 tot en met 2010 achtereenvolgens € 20.410, € 14.955 en € 11.660 aan contanten op de bankrekening heeft gestort.
Naar aanleiding van het onderzoek van de inspecteur genoemd in 2.3 zijn aan belanghebbende over de jaren 2008 tot en met 2010 navorderingsaanslagen IB/PVV met vergrijpboeten en navorderingsaanslagen ZVW opgelegd, waarin het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt is vastgesteld:
Jaar |
2008 |
2009 |
2010 |
Hennepinkomsten [adres 1] te [plaats A] |
€ 130.000 |
||
Hennepinkomsten [adres 2] te [plaats B] |
€ 87.000 |
||
Hennepinkomsten [adres 3] te [plaats C] |
€ 14.000 |
||
Hennepinkomsten [adres 4] te [plaats D] |
€ 20.000 |
||
Kosten levensonderhoud |
€ 19.855,50 |
||
Contante stortingen |
€ 20.798 |
||
Totaal correctie |
€ 217.000 |
€ 19.855,50 |
€ 54.798 |
In de uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 gegrond verklaard en het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd naar € 117.000, omdat tijdens de bezwaarfase is gebleken dat [D] met betrekking tot het aandeel van belanghebbende in de hennepinkomsten betreffende het pand [adres 1] te [plaats A] een bedrag van € 30.000 heeft genoemd en geen € 130.000.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslagen en de vergrijpboeten terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.