Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-05-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3058, AWB - 15 _ 324
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-05-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3058, AWB - 15 _ 324
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 20 mei 2016
- Datum publicatie
- 13 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:3058
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 324
Inhoudsindicatie
BRE 15/324 en 15/335
IB/PVV en ZVW met vergrijpboete.
Tegen belanghebbende loopt een strafrechtelijk onderzoek naar zijn betrokkenheid bij hennepteelt. De rechtbank gaat voorbij aan de door een informant in dat kader afgelegde verklaringen. Desondanks heeft de inspecteur middels een vermogensvergelijking aannemelijk gemaakt dat belanghebbende meer inkomsten heeft gehad dan hij in zijn aangifte heeft opgegeven. Belanghebbende heeft niet de vereiste aangifte gedaan, waardoor de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. De schatting van de inspecteur is redelijk, zodat de navorderingsaanslagen in stand blijven.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/324 en 15/335
uitspraak van 12 mei 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2010 onderstaande navorderingsaanslagen opgelegd:
- inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) (aanslagnummer [aanslagnummer].H.08), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.919, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 2.504 en heffingsrente van € 317;
- zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) (aanslagnummer [aanslagnummer].W.08), berekend naar een bijdrage ZVW van € 1.183, alsmede heffingsrente van € 47.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 12 december 2014 de navorderingsaanslagen met heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 21 januari 2015, op dezelfde dag door de rechtbank ontvangen, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en [A], vergezeld van belanghebbendes gemachtigde, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Tilburg, en namens de inspecteur, [verweerder]. Tijdens deze zitting zijn de beroepen met de zaaknummers BRE 15/323 en 15/329 tot en met 15/333 en BRE 15/324 en 15/335 tegelijk behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Voor het verder ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende woonde in het onderhavige jaar samen met zijn partner [B] en hun kind. De partner van belanghebbende had geen inkomsten.
Belanghebbende drijft sinds [datum] 2004 een eenmanszaak onder de naam “[C]”. De omzet van de onderneming bedroeg in de jaren 2008 tot en met 2011 achtereenvolgens € 48.170, € 40.063, € 34.948 en € 26.303.
Belanghebbende had in 2010 vier auto’s op zijn naam staan.
Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting 2010 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.852. Met dagtekening 30 december 2011 zijn aan belanghebbende aanslagen IB/PVV en ZVW opgelegd conform de ingediende aangifte.
Tegen belanghebbende loopt een strafprocedure, omdat (onder meer) informant [D] (hierna: [D]) bij de politie verklaringen heeft afgelegd over (onder meer) belanghebbendes betrokkenheid bij (grootschalige) hennepteelt en zijn inkomsten daaruit. Op grond van artikel 55 van de AWR heeft de politie in opdracht van het Openbaar Ministerie informatie uit het onderzoek “[onderzoek]” ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst. Naar aanleiding daarvan is de inspecteur een onderzoek gestart naar de door belanghebbende ingediende aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 2008 tot en met 2012. Van dit onderzoek is met dagtekening 22 mei 2013 een rapport opgesteld dat tot de gedingstukken behoort.
Voor zijn betrokkenheid bij een hennepkwekerij in een door belanghebbende gehuurd pand in [plaats A] in 2009/2010 is belanghebbende veroordeeld tot een taakstraf. In deze zaak heeft belanghebbende op 10 februari 2010 een verklaring bij de politie afgelegd, waarin hij heeft verklaard dat hij in dat pand een hennepkwekerij is begonnen. Deze verklaring en de veroordeling door de strafrechter staan los van het onder 2.5 genoemde strafrechtelijk onderzoek.
Naar aanleiding van het in 2.5 genoemde onderzoek naar de juistheid van de aangiften inkomstenbelasting zijn aan belanghebbende over het jaar 2010 de onderhavige navorderingsaanslag IB/PVV en ZVW opgelegd.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 12 december 2014 heeft de inspecteur de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslagen en de vergrijpboete terecht en tot juiste bedragen zijn opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikking. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.