Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-05-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3620, BRE - 14 _ 3564 en 14 _ 3565
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-05-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3620, BRE - 14 _ 3564 en 14 _ 3565
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 26 mei 2016
- Datum publicatie
- 15 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:3620
- Zaaknummer
- BRE - 14 _ 3564 en 14 _ 3565
Inhoudsindicatie
BRE 14/3564 en 14/3565 (2 van de 4 uitspraken)
Naheffingsaanslagen loonheffingen met verzuimboetes. Heffingsbevoegdheid Nederland; artikel 14 Verdrag NL-VK. Anoniementarief; artikel 26b Wet LB. Het unierechtelijke verdedigingsbeginsel. Het vertrouwensbeginsel. Het fair-playbeginsel. Het EU-verdrag. Het Europees Handvest.
Belanghebbende is naar Engels recht opgericht en is gevestigd in Groot Brittannië. In de onderhavige tijdvakken heeft zij werkzaamheden verricht voor X, gevestigd in Nederland, die zich bezighield met de in- en verkoop van goud. De werknemers van belanghebbende, met de Britse nationaliteit en woonachtig in Groot Brittannië, zijn door belanghebbende opgeleid tot goudinkoper en hebben in Nederland werkzaamheden (inkopen van goud van particulieren) verricht op venues van X. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, sprake van inlening door X. Belanghebbende is naar nationaal recht bezien terecht als inhoudingsplichtige aangemerkt. Voorts komt het heffingsrecht op grond van het Belastingverdrag met het Verenigd Koninkrijk toe aan Nederland. De bewijslast is terecht omgekeerd. Belanghebbende is niet in haar bewijslast geslaagd aan te tonen dat en in hoeverre de naheffingsaanslagen op te hoge bedragen zijn vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen gebaseerd op een redelijke schatting. De rechtbank overweegt verder dat de inspecteur het anoniementarief terecht heeft toegepast, nu vaststaat dat belanghebbende geen loonbelastingverklaringen van de werknemers heeft overgelegd. Voorts zijn het unierechtelijke verdedigingsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het fair-playbeginsel niet geschonden en is er geen sprake van strijdigheid met het EU-verdrag dan wel met het Europees Handvest. De verzuimboetes zijn door de rechtbank ambtshalve verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De beroepen zijn ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 14/3564 en 14/3565
uitspraak van 26 mei 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd in Groot-Brittanië,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 24 april 2013 aan belanghebbende over de volgende tijdvakken naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd en daarbij bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht en verzuimboetes opgelegd.
Zaak-nummer |
Tijdvak |
Aanslagnummer |
Naheffing |
Heffings- rente |
Boete |
14/3564 |
17-03-2011 t/m 31-12-2011 |
[aanslagnummer] .A.01.1507 |
€ 421.999 |
€ 3.920 |
€ 4.920 |
14/3565 |
1-01-2012 t/m 29-02-2012 |
[aanslagnummer] .A.01.2507 |
€ 67.969 |
€ 0 |
€ 4.920 |
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 29 april 2014 de naheffingsaanslagen en de in rekening gebrachte heffingsrente op de naheffingsaanslag eindigend op A.01.1507 verminderd. De boetes op de naheffingsaanslagen zijn gehandhaafd. Dit resulteert in de volgende opstelling:
Zaak-nummer |
Tijdvak |
Aanslagnummer |
Naheffing |
Heffings- rente |
Boete |
14/3564 |
17-03-2011 t/m 31-12-2011 |
[aanslagnummer] .A.01.1507 |
€ 330.527 |
€ 1.090 |
€ 4.920 |
14/3565 |
1-01-2012 t/m 29-02-2012 |
[aanslagnummer] .A.01.2507 |
€ 54.375 |
€ 0 |
€ 4.920 |
Tevens is een kostenvergoeding voor de bezwaarfase van € 235 toegekend.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij brief voorzien van de dagtekening 6 juni 2014. Deze brief heeft de rechtbank per fax ontvangen op 5 juni 2014. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2016 te Breda. Aldaar zijn gelijktijdig behandeld de zaken die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder de zaaknummers BRE 14/3562 tot en met 14/3565. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Zoetermeer en namens de inspecteur, [verweerder] en als toehoorders, [A] , [B] en [C] . Ter zitting hebben de inspecteur en de gemachtigde van belanghebbende een pleitnota overgelegd, waarvan afschriften aan de rechtbank en aan de wederpartij zijn verstrekt. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces‑verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Bij brief van 14 april 2016 is aan partijen medegedeeld dat het niet mogelijk is gebleken om binnen deze termijn schriftelijk uitspraak te doen en dat de rechtbank besloten heeft om de termijn met zes weken te verlengen.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende, met [D] als aandeelhouder en bestuurder, is naar Engels recht opgericht en is gevestigd in Groot-Brittannië. Zij heeft in de periode 17 maart 2011 tot en met 29 februari 2012 werkzaamheden verricht voor de onderneming [E VOF] (hierna: [E VOF] ), gevestigd te [plaats A] , die vanaf 17 maart 2011 is gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma. [F] en [G] zijn ieder voor 50% vennoten van [E VOF] .
Belanghebbende heeft vanaf 17 maart 2011 de activiteiten van [H] , gevestigd in Groot‑Brittannië, overgenomen.
[E VOF] hield zich in de onderhavige tijdvakken bezig met de in en verkoop van goud. Zij kocht goud in van particulieren. Voorts hield zij bijeenkomsten (venues) op verschillende locaties in Nederland, waar particulieren hun goud konden verkopen. [E VOF] verkocht het goud vervolgens door aan groothandel [I BV] te [plaats B] .
Belanghebbende heeft haar werknemers, met de Britse nationaliteit en woonachtig in Groot-Brittannië, opgeleid tot goudinkoper. Zij hebben in Nederland werkzaamheden verricht op venues van [E VOF] , bestaande uit het inkopen van goud van particulieren. Daarbij hebben zij gebruikgemaakt van de materialen die door belanghebbende werden verstrekt. Op de venues was een leidinggevende namens belanghebbende aanwezig die ook werknemer van belanghebbende was. Belanghebbende bracht [E VOF] voor de aanwezigheid van deze leidinggevende een hoger uurtarief in rekening dan het uurtarief voor de goudinkopers.
Op 13 oktober 2011 heeft er bij [E VOF] een derdenonderzoek plaatsgevonden. Van dat onderzoek is een ‘boekverslag opdrachtgever’ opgemaakt door [C] (hierna: [C] ). In dit verslag is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen (waarbij met opdrachtnemer wordt bedoeld belanghebbende en met opdrachtgever [E VOF] ):
“ 1. CONTACT en CONTRACT
(…)
Is door opdrachtnemer een offerte gemaakt? Zo ja, kopie opvragen.
Nee, de afspraken zijn mondeling gemaakt. Per arbeidskracht £ 130. Achteraf wordt onderhandeld of dit meer of minder moet zijn. B.v. ingeval teveel betaalt voor de inkoop van goud als gevolg van een beoordelingsfout aantal karaat.
Voor [J] , verwacht [F] £ 260, omdat hij meer verantwoordelijkheid draagt.
(…)
2. LOCATIE en AARD DER WERKZAAMHEDEN en PERIODE VAN WERKEN
(…)
Voor welk project is het personeel van de opdrachtnemer ingezet en waar zijn de werkzaamheden verricht?
De planning van de venues gebeurt 3 weken vooruit. De verdeling over de verschillende locaties gebeurt door de vennoten.
Werden soortgelijke werkzaamheden van de opdrachtnemer ook door anderen of eigen personeel van de opdrachtgever gedaan. Was men dan aan een en hetzelfde karwei bezig?
De vennootschap heeft 2 buyers in dienst die op locatie werken. De overige buyers worden ingeleend. Er is 1 buyer op 1 locatie.
Wat is er afgesproken over de duur van de werkzaamheden. Hoe lang werd verwacht dat de werkzaamheden zouden duren en hoe lang hebben de werkzaamheden feitelijk geduurd? Wat was de eerste werkdag?
In de 1e week 5 venues per dag oplopend naar 12 venues in de 3e week. Thans dagelijks 12 - 14 ingeleende arbeidskrachten. Dagelijks 15 venues en dus wekelijks 65 venues. In het venue-book staat welke buyer op welke locatie zitting heeft. Verschillende ingeleende arbeidskrachten worden in verschillende perioden ingezet.
(…)
3. PRIJSAFSPRAKEN en CONTROLE
Welke prijsafspraken is men overeengekomen? Per uur of per hoeveelheid werk?
Startprijs € 130 per dag voor alle medewerkers behoudens voor:
- [J] -> € 260 per dag
- [K] -> € 260 per dag (recent)
[J] en later [K] hebben verantwoordelijkheid voor de overige medewerkers van [belanghebbende] in Nederland.
(…)
Wie hield urenlijsten bij? Wie moest deze namens opdrachtnemer en opdrachtgever fiatteren?
[E VOF] .
(…)
4. FEITELIJKE WERKZAAMHEDEN en KWALITEITSCONTROLE
Wie bepaalde waar; wanneer en wat de werknemers van opdrachtnemer moesten doen.
[E VOF] .
Wie controleerde de voortgang en kwaliteit van het werk.
[E VOF] . Achteraf worden de resultaten van de inkoop beoordeeld door de vennoten. Gecheckt wordt of het ingekochte goud naar het juiste karaat gehalte ingekocht.
Kon opdrachtgever bij slecht presteren een werknemer van opdrachtnemer wegsturen?
Werden de reeds gewerkte uren dan wel betaald?
Is hiervan correspondentie aanwezig?
Ja, dat is meerdere keren gebeurt zegt [F] .
Heeft men op dezelfde manier met soortgelijke bedrijven als die van opdrachtnemer gewerkt?
Nee, alleen met [H] en [belanghebbende] .
5 FACILITEITEN en PERSONELE AANGELEGENHEDEN
Heeft de opdrachtgever in Nederland een kantoor of werkplaats ter beschikking?
Nee.
(…)
Wie stelt gereedschap / werkkleding en werktuigen ter beschikking? Wie voert hierover het beheer?
[belanghebbende] verzorgt handgereedschap als b.v. geijkte weegschaal, vijlen enz
Wie zorgt voor onderdak (logies) voor de werknemers van de opdrachtnemer? Weet men adressen? Wie betaalt dit?
De werknemers verblijven op Landal Green park te Scherpenzeel en betalen zelf voor de huur van het appartement. Soms schiet [E VOF] de huur voor en brengt het dan op haar beurt in rekening bij [belanghebbende] .
Wie zorgt voor het vervoer van de werknemers naar Nederland en wie zorgt voor vervoer van pensionadres naar de werklocatie? Wie betaalt dit?
Eigen vervoer (auto).
Wie geeft ziekte of verlof door aan opdrachtgever?
De werknemer van [belanghebbende] . Een van de vennoten valt die dag in.
(…)
Werden door of namens de opdrachtgever rechtstreekse loonbetalingen; kostenvergoedingen of voorschotten betaald?
Nee.
(…)
6. FORMELE AANGELEGENHEDEN
(…)
Weet opdrachtgever of het personeel wel bij opdrachtnemer zelf in loondienst is?
Nee, [D] heeft [F] verteld dat in Engeland loonbelasting en premies sociale verzekeringen wordt betaald.
Heeft men van iedere werknemer een (originele) detacheringverklaring gevraagd?
Nee.
(…)
Heeft men de identiteit van de werknemers vastgesteld? Zo ja, hoe en wat heeft men
hiervan vastgelegd?
Tijdens het eerste gesprek dat [F] met de arbeidskracht heeft vraagt hij naar het paspoort. Dit gebeurt niet bij hem bekende personen.
Er zijn geen kopie ID bewijzen bij de administratie.
(…)
Wie heeft eventuele proeven van bekwaamheid afgenomen?
Beoordeling door de vennoten dagelijks na inleveren van de ingekochte sieraden.
(…)”
Naar aanleiding van de bevindingen tijdens het derdenonderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat er sprake is geweest van het ter beschikking stellen door belanghebbende van werknemers aan [E VOF] , met als gevolg dat belanghebbende inhoudingsplichtige is voor de Nederlandse loonheffingen ingevolge artikel 6, derde lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB).
Bij onder meer de brief van 7 december 2011 heeft de inspecteur verzocht om een registratieformulier in te vullen. Bij deze brief heeft de inspecteur ook een aantal vragen gesteld, waaronder het verzoek om een overzicht van de gewerkte uren (timesheets). Op 17 januari 2012 heeft de inspecteur een informatiebeschikking ten aanzien van belanghebbende genomen. Van de informatiebeschikking is ook een niet door een beëdigd tolk opgemaakte vertaling in het Engels aan belanghebbende gezonden. Op 20 februari 2012 is de beschikking ook per e-mail naar de voormalige adviseur gezonden. Belanghebbende heeft geen bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.
Met dagtekening 7 mei 2012 zijn aan belanghebbende naheffingsaanslagen gezonden (hierna: de eerste serie naheffingsaanslagen). Nadat gebleken was dat de naheffingsaanslagen naar het verkeerde, want het oude, adres waren gezonden, zijn vervolgens (de onderhavige) naheffingsaanslagen met dagtekening 24 april 2013 naar belanghebbende verzonden.
Voor de berekening van de verschuldigde belasting op deze naheffingsaanslagen is de inspecteur uitgegaan van een totaal bedrag aan loon ter hoogte van 100% van de omzet die belanghebbende heeft behaald met haar activiteiten voor [E VOF] . De naheffing heeft door middel van een eindheffing als bedoeld in artikel 31 van de Wet LB plaatsgevonden naar het tarief van artikel 26b van de Wet LB (het zogenoemde anoniementarief). Het daarbij toegepaste percentage bedraagt 108,30%. De onderhavige naheffingsaanslagen zijn opgelegd ter hoogte van de in 1.1 genoemde bedragen.
Bij de bestreden uitspraken op bezwaar zijn de belastbare lonen berekend op 80% van de voormelde omzet in plaats van 100% van de omzet. Daarnaast is het hiervoor genoemde percentage van 108,30% toegepast. De onderhavige naheffingsaanslagen zijn verminderd tot de in 1.2 genoemde bedragen.
Met dagtekening 29 september 2014 is door [F] en [G] een “written statement” opgesteld. In die verklaring is voor zover hier van belang het volgende opgenomen:
“(…)
We did not borrow workers from [belanghebbende] or [H] . We had a contract with these organizations to have them buy gold for us. We did not pay them by the hour. We paid them per venue held. There was also a bonus involved, a commission on stock as agreed, if they were successful. Training costs, housing costs, costs of personnel, costs of assets and skills, were all paid by [belanghebbende] and not by us. Their operation was lead by their manager [J] .
(…)
[belanghebbende] ’s role was as follows. [belanghebbende] did not provide the advertising for the venues. [belanghebbende] ’s role was to:
- have their managers organize staff to cover each venue on a list of areas provided by
[E VOF] ;
- [belanghebbende] ’s managers were to set up the venue, and their staff to arrange the required lay
out for the room provided, by re-arranging tables and chairs, setting up signs, scales and
testing equipement;
- [belanghebbende]’s staff was to greet all customers, evaluate jewelry, test and purchase when
possible;
- at the end of the day all items purchased were to be handed over to their manager [J]
, a [belanghebbende] employee, and later [K];
- [belanghebbende] invoiced [E VOF] € 135 for each venue plus a commission of approximately 5% of the total value of stock purchased depending on the rate at which the stock was purchased.
(…)
Within the organization of [belanghebbende] in The Netherlands [J] and later [K] received double the normal wage from [belanghebbende]. They were managers and instructed the personnel of the company. They decided who would work where. They replaced workers who went on holiday. We never had anything to do with the personnel of [belanghebbende].
(…)
In the first quarter of 2012 we had a meeting with an employee of the tax administration called [C] . He told us that if [belanghebbende] would release her workers to our organization [E VOF] this would be much better and would solve all possible problems with the Dutch tax administration. This was mentioned to us by [C] . Following his suggestion we negotiated with [belanghebbende] to take over their personnel.
(…)”