Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3721, AWB - 14 _ 3790

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3721, AWB - 14 _ 3790

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
15 juni 2016
Datum publicatie
25 september 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:3721
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3790

Inhoudsindicatie

Naheffing accijns; Wet op de accijns, Verordening EG 684/2009 van 24 juli 2009, Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008.

Naheffing van accijns na ontdekking dat berichten van ontvangst vals zijn. De rechtbank oordeelt dat de verzending van de accijnsgoederen onder schorsing van accijns niet is geëindigd nadat de berichten van ontvangst (via het Excise Movement and Control System, EMCS) zijn ontvangen. Belanghebbende kon daaraan ook niet het vertrouwen ontlenen dat niet zou worden nageheven. Een valse ontvangstbevestiging is niet een ontvangstbevestiging als bedoeld in de Accijnsrichtlijn en de Wet op de accijns. Nu de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de accijnsgoederen hun bestemming niet hebben bereikt en die goederen waren uitgeslagen uit de accijnsgoederenplaats van belanghebbende, is naheffing terecht. Belanghebbende heeft niet bewezen dat de onregelmatigheid zich elders heeft voorgedaan.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 14/3790

uitspraak van 15 juni 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag accijns opgelegd van € 583.886,46 (aanslagnummer [aanslagnummer]), waarbij € 11.726 belastingrente (op de rentebeschikking aangeduid als heffingsrente) in rekening is gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 mei 2014 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 19 juni 2014, ontvangen bij de rechtbank op 20 juni 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, haar directeur [A], vergezeld van de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigden], beiden verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Amsterdam, en namens de inspecteur, [verweerder].

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Tijdens deze zitting zijn de beroepen met de zaaknummers BRE 14/3790 en BRE 16/133 gelijktijdig behandeld. Voor het verder ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende exploiteert een groothandel in alcoholische en non-alcoholische dranken. Zij beschikt sinds 9 juni 2010 over een vergunning voor een accijnsgoederenplaats.

2.2.

De inspecteur heeft op 12 februari 2013 in het kader van spontane uitwisseling van inlichtingen, informatie ontvangen van de Zweedse douaneautoriteiten. Daarin is opgenomen dat belanghebbende volgens het Excise Movement and Control System (hierna: EMCS) in november 2012 acht maal een elektronisch administratief document (hierna: e-AD) heeft opgemaakt voor de verzending van accijnsgoederen onder schorsing van accijns vanuit haar accijnsgoederenplaats naar [B] (hierna: [B]) in Zweden. Destijds was [B], handelend onder de naam [C], in het bezit van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats. Deze accijnsgoederenplaats betrof een ruimte van 2m² in ‘self storage’ bedrijf [D] in Zweden, die [B] tot 18 januari 2012 huurde. Belanghebbende heeft via het EMCS-systeem bevestigingen ontvangen dat de goederen door [C] zijn geaccepteerd. Volgens de Zweedse douaneautoriteiten waren de accijnsgoederen niet in Zweden aangekomen en waren de ontvangstbevestigingen vals.

2.3.

Op 8 juli 2013 heeft de inspecteur in het kader van spontane uitwisseling van inlichtingen, informatie ontvangen van de Duitse douaneautoriteiten over drie e-AD’s van zendingen die onder de schorsing van accijns door belanghebbende zijn verzonden naar [E GmbH] (hierna: [E GmbH]) in Duitsland. Van twee van deze e-AD’s bleek dat de bestemming van de accijnsgoederen was gewijzigd in een belastingentrepot van [F] in Italië, omdat [E GmbH] de goederen niet onder schorsing van accijns kon accepteren in verband met het ontbreken van de juiste vergunning. Op het derde e-AD is de bestemming van de accijnsgoederen door belanghebbende niet gewijzigd. Belanghebbende heeft via het EMCS-systeem een bevestiging ontvangen dat de goederen van deze laatste zending door [F] zijn geaccepteerd.

2.4.

De Belastingdienst/Douane heeft belanghebbende op 8 juli 2013 in kennis gesteld van de door haar ontvangen informatie dat de accijnsgoederen die waren verzonden aan [B] en de laatste zending genoemd in 2.3 niet waren ingeslagen in de belastingentrepots van [B] respectievelijk [E GmbH]. Belanghebbende is daarbij in de gelegenheid gesteld om informatie te verstrekken op grond waarvan het eindigen van de overbrenging van de zendingen naar Zweden en Duitsland overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, van de Wet op de accijns had plaatsgevonden, of de plaats waar de onregelmatigheid hadden plaatsgevonden aan te tonen. Belanghebbende heeft daarover geen informatie verstrekt.

2.5.

Vervolgens heeft de Belastingdienst/Douane bij belanghebbende een administratieve controle ingesteld. De definitieve versie van het controlerapport is op 4 september 2013 aan belanghebbende gezonden. Naar aanleiding van het controlerapport is aan belanghebbende met dagtekening 18 september 2013 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd waarbij voor alle 9 zendingen accijns is nageheven. Het bezwaar van belanghebbende daartegen is door de inspecteur ongegrond verklaard.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de inspecteur bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing