Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3742, AWB - 15 _ 2508

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3742, AWB - 15 _ 2508

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
7 juni 2016
Datum publicatie
26 september 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:3742
Zaaknummer
AWB - 15 _ 2508
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 52a

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Schending informatieplicht? Buitenlandse bankrekening.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 15/2508

Uitspraak van 7 juni 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met betrekking tot aan belanghebbende op te leggen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) over de jaren 2008 tot en met 2012 een informatiebeschikking gegeven. Deze beschikking is bij uitspraak op bezwaar van 1 april 2015 gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 april 2015, ontvangen bij de rechtbank op 21 april 2015, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

1.3.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2016 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen en gehoorde personen, de behandelde beroepen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

De inspecteur heeft aan de echtgenoot van belanghebbende, [X], over de jaren 1990 tot en met 2000 navorderingsaanslagen ib/pvv opgelegd in verband met verzwegen in het buitenland aangehouden vermogen. De inspecteur heeft de aangiften ib/pvv over 2002, 2003, 2005 en 2006 van belanghebbendes echtgenoot om diezelfde reden gecorrigeerd. Voor de jaren 2008 tot en met 2011 heeft de inspecteur bij belanghebbende noch bij haar echtgenoot correcties voor verzwegen buitenlands vermogen toegepast.

2.2.

Naar aanleiding van de door belanghebbende op 5 september 2013 ingediende aangifte ib/pvv 2012 heeft de inspecteur belanghebbende bij brief van 23 juni 2014 een vragenbrief gestuurd waarin op grond van artikel 47, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) om informatie wordt gevraagd over in het buitenland aangehouden banktegoeden. Tevens wordt belanghebbende in deze brief gewezen op de gevolgen zoals bedoeld in artikel 25, derde lid, letter b, en artikel 27e, letter b, van de AWR. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“Feiten

Ik beschik over de volgende gegevens waaruit blijkt dat u en/of uw partner tenminste één bankrekening aanhoud(t)en) of heeft/hebben aangehouden in het buitenland. Ik heb u of uw partner hier al eerder schriftelijk over geïnformeerd.

Rekeningnummer: [rekeningnummer]

Bank: Kredietbank Luxemburg

Saldo per 31-01-1994: Fl. 446.886 (€ 201.427) positief.

De FIOD heeft de gegevens, vermeld op het microfiche over de rekeninghouder, vergeleken met onder andere gegevens van de Belastingdienst welke gebaseerd zijn op het bevolkingsregister. Uit die analyse komt u en/of uw partner naar voren als rekeninghouder(s).

Vragen

  1. Is deze bankrekening in 2008 t/m 2012 nog steeds door u aangehouden?

  2. Zo ja, wat was het saldo, inclusief onderliggende sub- en beleggingsrekeningen, op 1 januari en 31 december 2008 t/m 2012?

  3. Zo nee, waar wordt het eerder op de KBL-rekening gestalde vermogen vanaf 2008 aangehouden?

  4. Wat was het saldo van die andere rekeningen op 1 januari en 31 december 2008 t/m 2012?

  5. Indien niet langer vermogen in het buitenland wordt aangehouden, wanneer en op welke binnenlandse rekening is dit vermogen gestort of wanneer en waarvoor is het aangewend?

  6. Ik verzoek u de bescheiden met betrekking tot de buitenlandse rekening(en)(in kopie) voor deze jaren te overleggen.”

2.3.

De gemachtigde van belanghebbende heeft hierop bij brief van 1 juli 2014 de volgende reactie gegeven:

“Belanghebbenden hebben volledig en correct aangifte gedaan van hun belastbare inkomen en vermogen over de jaren 2008 tot en met 2012. Uw vragen lijken mij daarmee beantwoord.

Ik verzoek u de aangiften van belanghebbenden te volgen.”

2.4.

Hierop heeft de inspecteur met dagtekening 7 juli 2014 deze informatiebeschikking gegeven. De door de inspecteur verzochte informatie heeft betrekking op de bankrekeningen bij de Kredietbank Luxembourg in Luxemburg (hierna: KBL) met rekeningnummer [rekeningnummer]. De in 2.2 vermelde vragen zijn in het geschrift met de informatiebeschikking vermeld.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de informatiebeschikking terecht is gegeven. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de beschikking. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing