Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:4468, BRE - 15 _ 6164

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:4468, BRE - 15 _ 6164

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
7 juni 2016
Datum publicatie
10 november 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:4468
Zaaknummer
BRE - 15 _ 6164

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Belanghebbende heeft zijn auto geparkeerd op een grasveld voorzien van het bord ‘P overloopterrein’. Dit grasveld heeft belanghebbende bereikt na het passeren van het bord dat het begin van de betaald parkeerzone aanduidt. Dit bord is voldoende duidelijk en zichtbaar. Geen rechtsregel verplicht tot het plaatsen van herhalingsborden of van het bord ‘P betaald parkeren” bij de toegang tot het overloopterrein. Het ligt op de weg van de parkeerder om nader onderzoek te doen naar het bestaan van een ontheffing of vrijstelling binnen een betaald parkeerzone. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 15/6164

uitspraak van 7 juni 2016

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 4 september 2015 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de heffingsambtenaar, [verweerder].

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende heeft op 6 augustus 2015 zijn auto met kenteken [kenteken] geparkeerd op het overloopterrein (dit is het verlengstuk van het parkeerterrein) bij [adres] te Veere. De heffingsambtenaar heeft omstreeks 16:27 uur geconstateerd dat in de auto geen parkeerkaartje zichtbaar aanwezig was. In verband hiermee heeft de heffingsambtenaar de onderhavige naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van € 61,20 (€ 2,20 belasting vermeerderd met € 59 aan kosten naheffing).

2.2.

In geschil is of voldoende duidelijk is aangegeven dat op de plaats waar belanghebbende heeft geparkeerd de verplichting geldt om parkeerbelasting te voldoen. Belanghebbende heeft gesteld dat parkeerders onvoldoende geïnformeerd worden met name omdat herhalingsborden ontbreken en dat de informatieborden en parkeerautomaten onvoldoende zichtbaar zijn. Voorts acht belanghebbende het argument dat verkeersdeskundigen niet alles vol met borden willen zetten, niet overtuigend.

2.3.

De bewijslast dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, rust op de heffingsambtenaar. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto stond geparkeerd in een gebied waarin betaald parkeren geldt en dat belanghebbende, toen hij ging parkeren, een bord is gepasseerd dat het begin van die betaald parkeerzone aanduidt. Gelet op de vaststaande feiten en de door de heffingsambtenaar overgelegde foto van de situatie betreffende het door belanghebbende gepasseerde bord (bijlage 5 bij het verweerschrift) heeft de heffingsambtenaar naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat dit bord voldoende zichtbaar is en voldoende duidelijk maakt dat vanaf daar de betaald parkeerzone aanvangt. Dit is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om de parkeerder te informeren. De heffingsambtenaar hoeft niet op elke straat of in dit geval, niet nogmaals bij de toegang tot het overloopterrein, bebording aan te brengen dat ter plekke betaald parkeren geldt. Dit geldt evenzo voor de plaatsing van parkeerautomaten.

2.4

Met belanghebbende ziet de rechtbank niet in dat het in 2.2 vermelde argument van de verkeersdeskundigen verklaart waarom bij de toegang van het overloopterrein is gekozen voor het bord ‘P overloopterrein’ in plaats van het bord ‘P betaald parkeren’, al dan niet met het onderbord ‘herhaling’. Uit de gemaakte keuze in de bebording kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden afgeleid dat voor het parkeren op het overloopterrein geen betaald parkeren geldt. De rechtbank acht hierbij van belang dat gesteld noch aannemelijk is geworden dat belanghebbende een bord is gepasseerd waarop stond aangegeven dat de parkeerzone waarin hij zich bevond was geëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door belanghebbende gepasseerde borden (‘P betaald parkeerzone alleen met muntgeld’ voorzien van onderborden en ‘P overloopterrein’) geen situatie op die vatbaar is voor misverstanden dat ter plaatse betaald parkeren geldt. Dat in Domburg direct bij de toegang tot een parkeerterrein wel voor bebording met informatie over betaald parkeren is gekozen, maakt dit oordeel niet anders. Geen rechtsregel verplicht de gemeente Veere om ook dergelijke bebording te plaatsen bij de toegang tot het overloopterrein

2.5.

Ook binnen een betaald parkeerzone kunnen ontheffingen of vrijstellingen van kracht zijn. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van de parkeerder om nader onderzoek te doen naar het bestaan van een ontheffing of vrijstelling. De situatie ter plekke biedt geen aanknopingspunt dat voor het parkeren op het overloopterrein, dat door belanghebbende wordt omschreven als een stukje grasland, een dergelijke ontheffing of vrijstelling van kracht is. Voor zover belanghebbende de situatie onduidelijk vond, had het op zijn weg gelegen om voorafgaande aan het parkeren te onderzoeken of betaald parkeren geldt. Dat belanghebbende het op zijn route gepasseerde, in 2.3 vermelde, bord en parkeerapparatuur niet heeft gezien, leidt tot de conclusie dat hij onvoldoende heeft gedaan om zich op de hoogte te stellen van het parkeerregime ter plaatse. De gevolgen hiervan komen voor zijn rekening en risico.

2.6.

Gelet op het voorgaande is de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd en is het beroep ongegrond verklaard.

2.7

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 7 juni 2016 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B. Knezevic, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.