Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-08-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:4813, AWB - 15 _ 500

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-08-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:4813, AWB - 15 _ 500

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
1 augustus 2016
Datum publicatie
25 november 2016
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:4813
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 15 _ 500

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Aftrek van voorbelasting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de facturen valselijk zijn opgemaakt en dat er sprake is van fraude. Belanghebbende heeft dan ook geen recht op aftrek van voorbelasting. Belanghebbendes stelling dat sprake is van margeauto’s kan eveneens niet slagen. De enkele vermelding op een factuur dat sprake is van een marge-auto is onvoldoende, zeker nu de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat de facturen vals zijn.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 15/500

Uitspraak van 1 augustus 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (Duitsland),

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 11 september 2007 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer: [aanslagnummer].F01.250.6) opgelegd van € 257.545. In hetzelfde geschrift is tevens € 47.731 heffingsrente aan belanghebbende in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 december 2014 het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag en heffingsrentebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij faxbericht van 28 januari 2015 beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 167. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Maastricht, en namens de inspecteur, [verweerder]. Een afschrift van het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting is gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen verzonden.

1.5.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Bij brief van 20 juli 2016 heeft de rechtbank de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende runde in de onderhavige periode op het woonwagenkamp ‘[het woonwagenkamp]’ (hierna: het kamp), op het adres [adres 1], een eenmanszaak genaamd ‘[eenmanszaak]’, alwaar hij handel dreef in auto’s en was als zodanig ondernemer in de zin van artikel 7, eerste lid van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB).

2.2.

In de periode 2001 tot en met 2004 was door de Belastingdienst voorgeschreven dat iedere handelaar op [het woonwagenkamp] zich diende in te schrijven bij Stichting Bevordering Bedrijfsvoering Woonwagenbezoekers (hierna: SBBW) en bij SBBW al hun in- en verkopen te laten boeken. Daarvoor legden de ondernemers hun in- en verkoopfacturen over aan SBBW. Ook belanghebbende heeft al zijn inkoop- en verkoopfacturen laten boeken bij SBBW. De administratieve verwerking van de inkoop- en verkoopfacturen vond plaats door de op het kamp aanwezige belastingambtenaren, die deze facturen in een database, het GISO-systeem, verwerkten.

2.3.

Op 7 maart 2002 zijn ten name van belanghebbende 57 inkoopfacturen van auto’s in het GISO-systeem verwerkt. Blijkens de inkoopfacturen zijn deze auto’s in de periode tussen 30 januari 2001 en 25 maart 2002 ingekocht bij de in België gevestigde vennootschap [A BVBA] (hierna: de BVBA) en zijn het marge-auto’s (hoofdstuk 5, afdeling 5, Wet OB). Het totale inkoopbedrag van deze 57 auto’s bedraagt volgens de facturen

€ 1.355.706,01. Van de 57 auto’s zijn volgens de facturen 9 auto’s in 2001 ingekocht en drie auto’s in maart 2002, voor een totaalbedrag van € 72.000.

2.4.

In 2002 heeft belanghebbende als volgt aangiften omzetbelasting gedaan:

tijdvak

omzet hoog

omzet ICV

OB-hoog

OB-ICV

subtotaal OB

voorbel

totaal OB

jan-02

€ 653

€ 5.573

€ 124

€ 1.058

€ 1.182

€ 1.058

€ 124

feb-02

€ 337

€ 5.776

€ 64

€ 1.097

€ 1.161

€ 1.097

€ 64

mrt-02

€ 24.884

€ 1.288.430

€ 4.728

€ 244.801

€ 249.529

€ 244.801

€ 4.728

apr-02

€ 4.789

€ 111.500

€ 910

€ 21.185

€ 22.095

€ 21.185

€ 910

mei-02

€ 0

€ 4.857

€ 0

€ 922

€ 922

€ 922

€ 0

jun-02

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

jul-02

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

aug-02

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

sep-02

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

okt-02

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

nov-02

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

dec-02

€ 158

€ 19.000

€ 30

€ 3.610

€ 3.640

€ 3.610

€ 30

Totaal

€ 30.821

€ 1.435.136

€ 5.856

€ 272.673

€ 278.529

€ 272.673

€ 5.856

2.5.

Op enig moment is bij een onderzoek bij SBBW gebleken dat er boekingen uit het GISO-systeem waren verwijderd. Naar aanleiding hiervan heeft een onderzoek bij belanghebbende plaatsgevonden. In het rapport van dat onderzoek wordt onder meer het volgende vermeld:

“Vergelijking van de door u aangeleverde originele GISO-uitdraaien, de ontvangstenschriftjes BTW van S.B.B.W. en de ingediende aangiften Omzetbelasting heeft het volgende opgeleverd: Over de periode 2000 tot en met 2002 zijn de juiste bedragen op de aangifte Omzetbelasting afgedragen. Er wordt derhalve géén naheffingsaanslag Omzetbelasting opgelegd.”

2.6.

In 2006 is de FIOD/ECD een strafrechtelijk onderzoek gestart naar een aantal personen op [het woonwagenkamp], omdat het vermoeden bestond dat zij zich schuldig maakten aan strafbare feiten. Tijdens dit onderzoek is ook belanghebbende in beeld gekomen. In de loop van 2007 is ten aanzien van belanghebbende een strafrechtelijk onderzoek gestart.

2.7.1.

In de processtukken 2-D-3040 t/m 3043, letter F zijn de facturen opgenomen die afkomstig zijn van de BVBA en die gericht zijn aan belanghebbende. Daarin staat onder meer de volgende informatie over de geleverde auto’s:

factuurdatum

Merk

model

bouwjaar

chassisnummer

30-jan-01

BMW

520-D

22-jun-01

[chassisnummer]

30-jan-01

Mercedes

200-CDI

5-feb-01

[chassisnummer]

30-jan-01

Mercedes

200-CDI

3-jul-01

[chassisnummer]

30-jan-01

Mercedes

200-CDI

18-mei-01

[chassisnummer]

2.7.2.

In het proces-verbaal van bevindingen van de FIOD/ECD inzake de BVBA, codenummer [codenummer] (hierna: het proces-verbaal) staat onder meer het volgende vermeld:

“Volgens de bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 8 maart 2001 nummer [nummer] heeft op [datum] 2001 op de maatschappelijke zetel van [A BVBA], te weten [adres 1] te [plaats X], een bijzondere algemene vergadering plaats gevonden waarin beslist werd:

-

dat [B] voormeld als zaakvoerder wordt ontslagen;

-

dat [C], geboren op [datum] 1943, wonende [adres 1] te [plaats Y] als nieuwe zaakvoerder wordt benoemd en dat deze het dagelijks bestuur aanvaardt;

en

dat de maatschappelijke zetel wordt verplaatst naar het adres [adres 2] te [plaats Z].

(…)

22e Verdachte [C] verklaart in zijn verklaringen afgelegd op, 26, 27 en 28 juni 2007, ondermeer als volgt althans in woorden van gelijke strekking:

-

dat hij nooit in auto’s heeft gehandeld

-

dat hij met een tweetal personen genaamd [D] en [B] naar de kamer van koophandel is geweest in [plaats X];

-

dat [D] de zaak zou overnemen en dat 22e verdachte [C] zaakvoerder zou worden;

-

dat hij op vraag van [D] een kopie van zijn rijbewijs en zijn verblijfsdocument aan hem heeft gegeven;

en

dat hij € 300 van [D] heeft gekregen voor het ritje naar [plaats X]. (…)

3 Gegevens Belastingdienst

Op 17 november 2008 heb ik, verbalisant, het Systeem Intracommunautaire Transacties bevraagd. Volgens dit systeem is [A BVBA] geregistreerd met het VAT-nr. [nummer] op het adres [adres 2] te [plaats Z]. Als begindatum is aangegeven [datum]-1999 en als einddatum [datum]-2002. In de periode januari 2002 tot en met maart 2002, een gedeelte van de periode waarin [A BVBA] betrokken geweest is bij de onderhavige fraude, derhalve het BTW-nummer van [A BVBA] niet meer actief.

3.1.

Informatie uit artikel 5 verzoek

In een via het Centraal Punt BTW-fraude ontvangen antwoord van de Belgische autoriteiten, gedateerd 30 mei 2006, ter zake van een door de Nederlandse autoriteiten gedaan artikel 5 verzoek betreffende [A BVBA], staat ondermeer het volgende te lezen, althans in woorden van gelijke strekking:

(…)

-

dat de maatschappelijke zetel werd verplaatst naar de [adres 2] te [plaats Z] (B);(…)

-

dat tijdens een controle ter zake op 22 november 2001 op het adres [adres 2] te [plaats Z] er geen reële vennootschap meer vastgesteld kon worden en dat de maatschappelijke zetel ondergebracht was op een soort postbusadres;

-

dat op dit adres geen depot aanwezig was waar wagens gestald konden worden,

noch was er een showroom;

dat het adres een woonhuis betrof wat gezien het aantal brievenbussen opgedeeld

moet zijn in verschillende afzonderlijke ruimtes;(…)

3.3.

Opgaaf intracommunautaire leveringen

Ik, 1e verbalisant, heb op 18 november 2008 in het computersysteem ‘Systeem Intracommunautaire Transacties’ onderzoek gedaan naar eventueel door [A BVBA] aangegeven intracommunautaire leveringen aan Nederlandse afnemers gedurende de periode augustus 2001 tot en met maart 2002. Ik heb daarbij vastgesteld dat er in deze periode door [A BVBA] geen intracommunautaire leveringen zijn opgegeven aan Nederlandse afnemers. (…)

6.4.

Verklaring [E], ophalen auto [A BVBA] in opdracht van [belanghebbende]

(…)

[E], getuige 44, verklaarde met betrekking tot het ophalen van auto’s ondermeer als volgt, althans in woorden van gelijke strekking:

-

dat hij op vraag van 25e verdachte [belanghebbende] een auto of 3 heeft afgehaald in Duitsland bij handelaren en dat dit een jaar of 6 of 7 geleden is (…)

-

dat hij de naam [A BVBA] niet kent (…)”

2.8.

In de brief van 11 september 2007 heeft de inspecteur het volgende aan belanghebbende vermeld:

“Uit een door de Belastingdienst/FIOD-ECD kantoor Roermond ingesteld onderzoek zijn over de periode 01 januari 2002 tot en met 31 december 2002 valse danwel onjuiste inkoopfacturen in uw administratie aangetroffen terzake van vermeende marge-inkopen voor een totaal van € 1.355.503.

De aangetroffen facturen hebben echter betrekking op auto’s die vallen onder het normale BTW-regime. (…)”

2.9.

De in de brief van 11 september 2007 vermelde facturen zijn de in 2.3 vermelde facturen die afkomstig zijn van de BVBA voor de levering van de 57 auto’s. De inspecteur heeft bij de onderhavige naheffingsaanslag 19% omzetbelasting nageheven over het bedrag van € 1.355.503.

2.10.

Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek is belanghebbende vervolgd. Bij vonnis van 13 november 2012 heeft de rechtbank Maastricht, parketnummer [parketnummer] wettig en overtuigend bewezen geacht dat belanghebbende:

“- in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 31 december 2003 een deel van de (bedrijfs)administratie van de door belanghebbende gedreven eenmanszaak [eenmanszaak] valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen. Het gaat om: (…)

o 57 inkoopfacturen die volgens de factuuropdruk afkomstig waren van [A BVBA] en gericht aan [belanghebbende] met daarop de volgende vermelding: “levering onderworpen aan de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge. De BTW is niet aftrekbaar. Art. 58 par. 4 Wetboek BTW”, althans voorzien van een vermelding waarmee werd voorgewend en de suggestie werd gewekt dat de margeregeling van toepassing was.”

3 Geschil

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing