Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:5609, AWB - 15 _ 3713
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:5609, AWB - 15 _ 3713
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 juni 2016
- Datum publicatie
- 22 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:5609
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 3713
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is nauw betrokken geweest bij de oprichting en instandhouding van de SPF waarbij belanghebbende als begunstigde en als inbrenger van het vermogen van de SPF is aangeduid. De verzochte informatie op grond van artikel 47 AWR kan van belang zijn voor de belastingheffing in Nederland. Nu belanghebbende niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan, heeft de inspecteur terecht een informatiebeschikking vastgesteld.
De informatiebeschikkingen met betrekking tot het recht van schenking over de jaren 2007 tot en met 2009 dienen te worden vernietigd, nu de daarin gestelde vragen niet gesteld zijn ter zake van “de belastingheffing te zijnen aanzien” als bedoeld in artikel 47 AWR.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/3713 t/m 15/3723
uitspraak van 30 juni 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (Bonaire),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 24 november 2014 voor de jaren 2002 tot en met 2009 de onderstaande informatiebeschikkingen inkomstenbelasting en voor de jaren 2007 tot en met 2009 de onderstaande informatiebeschikkingen schenkingsrecht genomen:
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 30 april 2015 de voormelde informatiebeschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 29 mei 2015, ontvangen bij de rechtbank op 29 mei 2015, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2016 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde mr. [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Curaçao, en namens de inspecteur [verweerder]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met deze uitspraak aan partijen is verzonden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende woonde in de onderhavige jaren in Nederland. Thans is hij woonachtig op Bonaire.
In september 2013 heeft de inspecteur inlichtingen ontvangen uit Curaçao. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur bij brief van 29 november 2013 belanghebbende verzocht om gegevens en inlichtingen te verstrekken op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) in verband met vermoedelijke betrokkenheid van belanghebbende bij [A] (hierna: de SPF).
De SPF is opgericht op [datum] 2001 door [B NV] op Curaçao. De SPF stelt zich ten doel het houden, beheren en uitkeren van vermogen. In artikel 2, tweede lid, onderdeel b van de statuten is bepaald dat de SPF ernaar streeft haar doel te bereiken door het doen van uitkeringen uit haar vermogen aan door de Raad van Toezicht aangewezen personen. In de statuten is [B NV] benoemd tot bestuurder. Uit de notulen van [datum] 2001 van de Raad van Toezicht van de SPF volgt dat [C NV] als nieuwe bestuurder van de SPF is benoemd. Eveneens op [datum] 2001 heeft de SPF alle aandelen verkregen in [D NV] (hierna: [D NV]) tegen een verkrijgingsprijs van € 6.000 welke schuldig is gebleven aan belanghebbende, voormalig aandeelhouder van [D NV]. Tot [datum] 2006 was [C NV] bestuurder van de SPF en daarna [E NV] (hierna: [E NV]). Van 19 november 2002 tot 30 mei 2007 was [F], belastingadviseur van belanghebbende, enig lid van de Raad van Toezicht van de SPF. Per [datum] 2009 is de SPF geliquideerd. De vereffenaar van de SPF was [E NV] welke vennootschap per [datum] 2014 is opgehouden te bestaan.
In 2007, 2008 en 2009 heeft de SPF bij bestuursbesluiten op grond van artikel 2, tweede lid van de statuten aan [G], de zoon van belanghebbende, schenkingen gedaan van respectievelijk € 32.000, € 54.020 en € 442.677,12. Deze schenkingen werden gedaan uit de dividenduitkeringen ontvangen van [D NV]. In de betreffende jaren was [G] op Bonaire woonachtig.
In een verklaring van 24 mei 2007 waarin ten behoeve van de bank een verificatie van de identiteit van de begunstigde van de SPF plaats heeft gevonden, is vermeld dat belanghebbende de begunstigde is van (in ieder geval) de bankrekening op naam van de SPF.
Belanghebbende heeft op 3 januari 2006 een vrijwaringsovereenkomst met [E NV] gesloten, waarin belanghebbende als inbrenger en [E NV] als bestuurder is aangemerkt. Hierin staat (voor zover van belang) het volgende vermeld:
“ Artikel 1
Inbrenger garandeert jegens Bestuurder dat de Stichting Particulier Fonds te allen tijde haar verplichtingen uit hoofde van de Bestuurdersovereenkomst jegens het Bestuur zal nakomen.(...)
Artikel 2
Onder artikel 1.1 van de Bestuursovereenkomst zal Bestuurder naar eigen inzicht de besluiten en algemene richtlijnen naleven en uitvoeren. Inbrenger zal naar beste vermogen ervoor zorgdragen dat dergelijke besluiten en richtlijnen zullen worden genomen en vastgesteld door de daartoe geëigende organen van de Stichting Particulier Fonds in de vorm en met inachtneming van de beperkingen die door de wet en de statuten daarvoor worden voorgeschreven.
Indien –suggesties voor- besluiten en algemene richtlijnen kenbaar worden gemaakt door een vertegenwoordiger van de Inbrenger, zal Bestuurder deze in acht mogen nemen na ontvangst van een deugdelijke bevestiging dat die vertegenwoordiger bevoegd is suggesties voor besluiten en algemene richtlijnen van tijd tot tijd kenbaar te maken. Deze bevestiging wordt geacht van kracht te blijven totdat Bestuurder schriftelijk bericht ontvangt van het tegendeel.
Artikel 3
De inbrenger staat er voor in dat Bestuurder zal worden voorzien van alle informatie die noodzakelijk is voor behoorlijke uitoefening van haar taken uit hoofde van de Bestuursovereenkomst, waaronder doch niet beperkt tot:
- kopieën van alle besluiten van de organen van de Stichting Particulier Fonds;
- alle veranderingen of onvoorziene veranderingen van belanghebbenden der Stichting Particulier Fonds of van veranderingen in belangen van andere dan juridische aard in de Stichting Particulier Fonds;
- alle financiële informatie, in het bijzonder informatie die relevant is voor de vaststelling van de jaarrekening en de fiscale opgave van de Stichting Particulier Fonds;
- alle relevante informatie met betrekking tot transacties die namens de Stichting Particulier Fonds mogelijkerwijs zullen worden aangegaan door enige andere bestuurslid of vertegenwoordiger van de Stichting Particulier Fonds anders dan door Bestuurder zelve.
Gedurende de periode die Bestuurder in functie is als bestuurder van de Stichting Particulier Fonds staat de inbrenger ervoor in dat de Stichting Particulier Fonds is voorzien van voldoende fondsen om haar in staat te stellen haar financiële verplichtingen na te komen.
Inbrenger verplicht zich hierbij Bestuurder onverwijld te informeren van iedere adreswijziging van hemzelf. Inbrenger of diens rechtsvertegenwoordiger, verklaart hierbij dat wijziging van begunstigde(n) van toekomstige uitkeringen schriftelijk medegedeeld wordt aan Bestuurder. (…)”
Bij brief van 13 augustus 2014 is aan belanghebbende voor de laatste keer verzocht om gegevens en inlichtingen te verstrekken omtrent de oprichting van de SPF. De inspecteur heeft met dagtekening 24 november 2014 informatiebeschikkingen inkomstenbelasting voor de jaren 2002 tot en met 2009 aan belanghebbende vastgesteld en informatiebeschikkingen recht van schenking voor de jaren 2007 tot en met 2009 (hierna: de informatie-beschikkingen), omdat belanghebbende niet de verzochte gegevens en informatie heeft verstrekt.
In voormelde informatiebeschikkingen heeft de inspecteur vastgesteld dat hij de onderstaande, reeds eerder op grond van artikel 47 van de AWR verzochte, gegevens/informatie niet heeft ontvangen:
“I. Het ingevuld formulier waarin de opdracht en volmacht tot oprichting van de SPF wordt bewerkt. Dat dit formulier wel degelijk bestaat maak ik uit op de brief van [H] aan [I] (Curaçao) te Willemstad, gedateerd 25 mei 2007. Het formulier wordt overigens ook wel “administration order”of “formation order” genoemd. Een voorbeeld van [J] (Antilles) heb ik als bijlage 1 bij de brief van 13 augustus 2014 gevoegd.
II. Ten aanzien van de in 2007, 2008 en 2009 gedane schenkingen heeft uw gemachtigde aan mij enkel de formele bestuursbesluiten én de aanvaarding van de schenkingen door [G] toegezonden. Ik heb in dat kader gevraagd mij van deze schenkingen ook de voorafgaande besluitvorming toe te zenden hetgeen vastgelegd is in verslagen, emails, enz.
III. De jaarstukken van de SPF over de jaren 2004, 2005, 2006 en 2007.
IV. De jaarstukken tot en met 2011 van de volgende door [K BV] gehouden belangen: [L NV] en [M NV].
V. De volledige administratie van de SPF en de door haar gehouden naamloze vennootschap [D NV] over de periode vanaf oprichting tot 2010 en het zogenaamde compliance-dossier welke de directie aanhoudt op last van de Centrale Bank. Een voorbeelddocument uit een compliance-dossier heb ik als bijlage 2 bij de brief van 13 augustus 2014 gevoegd.”
Belanghebbende heeft tegen de informatiebeschikkingen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft de informatiebeschikkingen bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar herzien in zoverre dat deze nog enkel betrekking hebben op de vragen I, II en V als vermeld in 2.8.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de informatiebeschikkingen terecht zijn genomen. Meer in het bijzonder is in geschil de antwoorden op de volgende vragen:
1. Heeft belanghebbende voldaan aan zijn verplichting tot het verstrekken van inlichtingen in de zin van artikel 47 van de AWR?
2. Heeft de inspecteur door het vaststellen van de informatiebeschikkingen disproportioneel en in strijd met het evenredigheidsbeginsel gehandeld?
3. Is sprake van détournement de pouvoir van de zijde van de inspecteur?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de inspecteur ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van zowel de uitspraken op bezwaar als de informatiebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.