Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-02-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:560, BRE - 15 _ 2273

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-02-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:560, BRE - 15 _ 2273

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 februari 2016
Datum publicatie
11 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:561
Zaaknummer
BRE - 15 _ 2273

Inhoudsindicatie

Geheimhoudingskamer / tipgeverszaak

De rechtbank bepaalt dat een deel van de door de tipgever aan de Belastingdienst verstrekte stukken geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht. Het verzoek van de inspecteur om beperkte kennisneming van stukken wordt toegewezen, met uitzondering van gedeelten van de overeenkomst met de tipgever en gedeelten van een tweetal ambtsedige verklaringen.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer (geheimhoudingskamer)

Locatie: Breda

Zaaknummers: BRE 15/2273 tot en met 15/2287

uitspraak van 4 februari 2016

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , voorheen wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft in twee tranches aan belanghebbende over de jaren 1998 tot en met 2009 (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en over de jaren 1998 tot en met 2000 navorderingsaanslagen vermogensbelasting opgelegd. In dezelfde geschriften zijn tevens bij beschikkingen vergrijpboeten opgelegd en is heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 11 maart 2015 de navorderingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 9 april 2015, ontvangen bij de rechtbank op 10 april 2015, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft de inspecteur met betrekking tot een deel van de stukken aan de rechtbank een set geschoonde en een set ongeschoonde stukken toegestuurd. Ten aanzien van deze stukken doet hij een beroep op geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb.

1.5.

De rechtbank heeft belanghebbende verzocht kenbaar te maken of hij akkoord gaat met het slechts overleggen van de geschoonde stukken. Belanghebbende heeft bij brief van 28 augustus 2015 medegedeeld daarmee niet akkoord te gaan en daarbij verzocht om een beslissing van de zogenoemde geheimhoudingskamer.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend (brief van belanghebbende van 1 september 2015; brief van de inspecteur van 22 oktober 2015; brief van 2 november 2015 van de inspecteur).

Bij de door de inspecteur op 2 november 2012 aan de rechtbank toegezonden brief is een stuk gevoegd (‘project Derde categorie’), zowel geschoond als ongeschoond, dat de inspecteur eerder abusievelijk niet had overgelegd. Ten aanzien van dit stuk doet de inspecteur eveneens een beroep op geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb.

1.6.

Het onderzoek ter zitting van de geheimhoudingskamer heeft plaatsgevonden op 12 november 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Nijmegen, en namens de inspecteur, [verweerder]. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.7.

Na de zitting heeft de inspecteur op verzoek van de rechtbank nieuwe sets geschoonde en ongeschoonde stukken aan de rechtbank toegestuurd, welke op 20 november 2015 door de rechtbank zijn ontvangen. Tevens heeft de inspecteur daarbij een set stukken genoemd D60 tot en met D88 toegestuurd om de reden dat deze stukken ter zitting aan de orde zijn geweest. Van deze stukken zijn alleen de ongeschoonde stukken ingebracht.

1.8.

De hiervoor vermelde stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij, met dien verstande dat waar een beroep op geheimhouding is gedaan alleen de geschoonde versie aan belanghebbende is verstuurd en met uitzondering van de in 1.7 vermelde stukken D60 tot en met D88.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

De inspecteur beroept zich ten aanzien van de volgende stukken op artikel 8:29 van de Awb:

  1. memo “Tipgever Luxemburg” van 2 juli 2009 (Bijlage 4A);

  2. overeenkomst met de tipgever van 16 september 2009 (Bijlage 4B);

  3. proces-verbaal FIOD-ECD, AH-4 van 1 oktober 2009 (Bijlage 4C);

  4. ambtsedige verklaring ambtenaren FIOD-ECD, Gespreksverslag, Algemeen gedeelte, G1-01 van 1 oktober 2009 (Bijlage 4D);

  5. verklaring tipgever van 1 oktober 2009 (Bijlage 4E);

  6. memo toerekening vermogensbestanddelen en gevolgen voor vergrijpboete van 11 november 2009 (Bijlage 4F);

  7. memo omkering bewijslast en matiging boete van 24 november 2009 (Bijlage 4G);

  8. ambtsedige verklaring ambtenaren FIOD-ECD, Ambtsedige Verklaring, Gespreksverslag, AH-3 van 1 oktober 2009 (Bijlage 4H);

  9. ambtsedige verklaring ambtenaren Belastingdienst/Holland Noord/kantoor Hoorn van 16 maart 2012 (Bijlage 4I);

  10. door tipgever aangeleverde stukken;

  11. plan van aanpak van 5 oktober 2009 (‘project Derde categorie’).

2.2.

In de hiervoor genoemde ongeschoonde stukken is de naam van de tipgever wel geschoond, zodat ook de rechtbank daarvan geen kennis heeft kunnen nemen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of (i) de in 1.7 bedoelde stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn, en (ii) of sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb die rechtvaardigen dat de inspecteur weigert de in 2.1 genoemde stukken openbaar te maken.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot toewijzing en de inspecteur tot afwijzing van het verzoek om volledige kennisname van de in 2.1 genoemde stukken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing