Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-10-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:6491, BRE - 15 _ 3940

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-10-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:6491, BRE - 15 _ 3940

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
13 oktober 2016
Datum publicatie
6 januari 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:6491
Zaaknummer
BRE - 15 _ 3940
Relevante informatie
Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 34, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 25-07-2024 tot 01-08-2024] art. 7:2, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 25-07-2024 tot 01-08-2024] art. 7:4

Inhoudsindicatie

BRE 15/3940 t/m 15/3942

Aansprakelijkstelling; inzagerecht; artikel 34 van de Invorderingswet; artikelen 7:2 en 7:4 van de Awb.

De ontvanger heeft – na een gemotiveerde betwisting van belanghebbende – niet aannemelijk gemaakt dat voorafgaand aan het horen alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage hebben gelegen. Naar het oordeel van de rechtbank is het inzagerecht geschonden. De rechtbank wijst de zaken terug naar de ontvanger om opnieuw uitspraak op de bezwaar te doen, met inachtneming van het inzage- en hoorrecht.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 15/3940 tot en met 15/3942

uitspraak van 13 oktober 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikkingen met dagtekening 23 oktober 2014, 2 en 9 december 2014 (kenmerken [kenmerk 1] , [kenmerk 2] en [kenmerk 3] ) aansprakelijk gesteld op grond van artikel 34 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW), artikel 60 van de Wet financiering sociale verzekeringen en premiebesluiten (hierna: Wfsv) en artikel 51 van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Belanghebbende heeft hiertegen bezwaarschriften ingediend.

1.2.

De ontvanger heeft bij uitspraken op bezwaar, met dagtekening 26 mei 2015, de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen met dagtekening 9 juni 2015, bij de rechtbank binnengekomen op 10 juni 2015, beroep ingesteld bij de rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal een griffierecht geheven van € 331. De ontvanger heeft in elke zaak een verweerschrift ingediend.

1.4.

Namens belanghebbende zijn vóór de zitting nadere stukken ingediend. De ontvanger heeft op verzoek van de rechtbank vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2016 te Breda. Aldaar zijn gelijktijdig behandeld de zaken die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder de zaaknummers BRE 15/3938 tot en met 15/3942. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde] , verbonden aan [kantoor gemachtigde] (hierna: de gemachtigde), en namens de ontvanger, [ontvangers] .

1.6.

De ontvanger heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De gemachtigde heeft ter zitting pleitnotities voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De ontvanger heeft ter zitting zonder bezwaar van de wederpartij een berekening matiging aansprakelijkheidsberekeningen overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces‑verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift gelijktijdig met deze uitspraak is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het uitoefenen en exploiteren van een onderneming welke (in hoofdzaak) gericht is op renovatie en milieutechniek alsmede sloopwerkzaamheden en aftimmerwerkzaamheden. Daarnaast stelt belanghebbende personeel ter beschikking aan derden in het kader van sloop en andere werkzaamheden.

2.2.

In de periode 2008 tot en met 2011 heeft belanghebbende medewerkers ingeleend van [A BV] (hierna: [A BV] ), [B BV] (hierna: [B BV] ), [C BV] (hierna: [C BV] ), [D BV] (hierna: [D BV] ), [E BV] (hierna: [E BV] ) en [F BV] (hierna: [F BV] ). Hierna worden deze vennootschappen samen (ook wel) aangeduid als: de vennootschappen.

2.3.

De belastingdienst heeft in mei en juni 2013 boekenonderzoeken bij de vennootschappen ingesteld. Naar aanleiding van die onderzoeken zijn ten name van [A BV] , [B BV] , [C BV] , [D BV] , [E BV] en [F BV] naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd. Door de belastingdienst zijn controlerapporten opgesteld inzake de ingestelde boekenonderzoeken (hierna: de controlerapporten). Deze naheffingsaanslagen zijn niet (volledig) betaald.

2.4.

Op 29 oktober 2013 is bij belanghebbende een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheid om de inlenersaansprakelijkheid ingevolge artikel 34 van de IW dan wel de ketenaansprakelijkheid ingevolge artikel 35 van de IW toe te passen ten aanzien van de in 2.2 vermelde inlening.

2.5.1.

Bij beschikking van 23 oktober 2014 met het kenmerk [kenmerk 1] is belanghebbende met toepassing van artikel 34 van de IW, artikel 60 van de Wfsv en artikel 51 van de Zvw aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 151.755 in verband met niet betaalde belastingschulden, te weten loonheffingen over het jaar 2008 van [A BV] en [C BV] en loonheffingen over het jaar 2009 van [B BV] en [D BV] .

2.5.2.

Bij beschikking van 2 december 2014 met het kenmerk [kenmerk 2] is belanghebbende met toepassing van de in 2.5.1 genoemde artikelen aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 122.042 in verband met niet betaalde belastingschulden, te weten loonheffingen over de jaren 2009 tot en met 2011 van [E BV] en loonheffingen over de jaren 2009 en 2010 van [F BV] .

2.5.3.

Bij beschikking van 9 december 2014 met het kenmerk [kenmerk 3] is belanghebbende met toepassing van de in 2.5.1 genoemde artikelen aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 26.552 in verband met niet betaalde loonheffingen over het jaar 2008 van [A BV] .

2.5.4.

Hierna worden de in 2.5.1 tot en met 2.5.3 genoemde beschikkingen gezamenlijk (ook wel) aangeduid als: de beschikkingen.

2.6.

Belanghebbende heeft bezwaren gemaakt tegen de beschikkingen. In één van haar bezwaarschriften verzoekt belanghebbende om overlegging van stukken en in alle bezwaarschriften, waarvan de inhoud in beroep volledig herhaald en ingelast moet worden beschouwd, betwist belanghebbende (onder meer) de juistheid van de naheffingsaanslagen die ten grondslag liggen aan de aansprakelijkstellingen. Op 13 januari 2015 heeft de gemachtigde in het kader van de door haar ingediende bezwaren ten kantore van de belastingdienst inzage gehad in stukken. Op 14 april 2015 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Het naar aanleiding daarvan opgemaakte hoorverslag is met dagtekening 23 april 2015 naar de gemachtigde verzonden. Eén van de bijlagen daarbij waren de in 2.3 genoemde controlerapporten. Belanghebbende heeft het hoorverslag met dagtekening 11 mei 2015 voor akkoord ondertekend. De ontvanger heeft de bezwaren van belanghebbende bij uitspraken op bezwaar van 26 mei 2015 ongegrond verklaard. Bij brief met dagtekening 26 mei 2015, door de ontvanger ontvangen op 28 mei 2015, heeft de gemachtigde naar aanleiding van de ontvangen controlerapporten vragen aan de ontvanger gesteld. De ontvanger heeft in zijn verweerschriften op de vragen geantwoord.

3 Geschil

3.1.

In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:

  1. Is de hoorplicht geschonden?

  2. Heeft de ontvanger alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

  3. Is belanghebbende terecht en tot de juiste bedragen aansprakelijk gesteld voor de door de uitleners onbetaald gebleven bedragen aan loonheffingen?

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede en de derde vraag ontkennend. De ontvanger is de tegenovergestelde mening toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij ter zitting hebben aangevoerd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en primair tot vernietiging van de beschikkingen en subsidiair tot terugwijzing naar de ontvanger vanwege schending van de hoorplicht en het inzagerecht dan wel vanwege het niet overleggen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Meer subsidiair concludeert belanghebbende tot verdere vermindering van de bedragen waarvoor zij aansprakelijk is gesteld. De ontvanger concludeert primair tot vermindering van de bedragen waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld en subsidiair tot terugwijzing van de zaken indien de rechtbank van oordeel mocht zijn dat het hoorrecht is geschonden dan wel dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken door hem zijn overgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing