Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-10-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:6692, BRE - 15 _ 6410
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-10-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:6692, BRE - 15 _ 6410
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 18 oktober 2016
- Datum publicatie
- 16 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:6692
- Zaaknummer
- BRE - 15 _ 6410
- Relevante informatie
- Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 17
Inhoudsindicatie
WOZ (artikel 17 Wet WOZ)
Verstrekken onjuiste informatie leidt tot gerede twijfel onpartijdigheid taxateur.
De taxateur van de gemeente heeft ter zitting gesteld dat hij de maten van de garage had vastgesteld “door het bouwdossier te lichten”. Daarmee heeft hij bij de rechtbank - naar de rechtbank aanneemt, bewust - de indruk gewekt dat hij de maten had bepaald aan de hand van de bouwtekeningen. Achteraf is echter gebleken dat de taxateur helemaal niet over bouwtekeningen beschikte. De rechtbank acht dat een kwalijke zaak. In het algemeen moet het toch zo zijn dat de rechter mag vertrouwen op de juistheid van hetgeen een vertegenwoordiger van de overheid ter zitting beweert. Als achteraf dan blijkt dat onjuiste informatie is verstrekt, geeft dat gerede twijfel aan de onpartijdigheid van die taxateur. Het ondermijnt ook het vertrouwen van de burger in de overheid.
Nu in het taxatierapport niet is toegelicht hoe de waardering van de garage tot stand is gekomen is de taxatie op dit punt onbegrijpelijk. De rechtbank stelt de waarde vast conform de conclusie van belanghebbende.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/6410
uitspraak van 18 oktober 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland,
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2014, vastgesteld voor het kalenderjaar 2015 op € 411.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelasting bekend gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar van 2 september 2015 de waarde en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen op 23 september 2015 digitaal beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft met dagtekening 23 april 2016, ontvangen door de rechtbank op 26 april 2016, aanvullende stukken ingediend. Deze stukken zijn in kopie aan de heffingsambtenaar verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2016 te Middelburg.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde] en [taxateur] (taxateur).
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat. De heffingsambtenaar heeft een termijn gekregen om de bouwtekening van de woning in te dienen teneinde de juiste inhoud en oppervlakte van de woning en de bijgebouwen te kunnen vaststellen. Op 25 mei 2016 zijn door de rechtbank aanvullende stukken en een aangepast taxatierapport ontvangen. Deze zijn in kopie aan belanghebbende gestuurd. Belanghebbende heeft hier bij brief met dagtekening 2 juli 2016 op gereageerd. Een kopie van deze stukken is aan de heffingsambtenaar verstuurd.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een nadere mondelinge behandeling achterwege blijft.
De rechtbank heeft bij brief van 11 juli 2016 het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is eigenaar van de woning. De woning betreft een vrijstaande semibungalow met aangebouwde garage, tuinhuis, tuin en ondergrond (bouwjaar 2005). De inhoud van de woning bedraagt ongeveer 658m³ met een aanbouw van 25m³ en een garage met een oppervlakte van 19m². Het geheel is gelegen op een perceel van 656m².
De heffingsambtenaar heeft in eerste instantie een taxatierapport overgelegd waarbij werd uitgegaan van onjuiste maten van woning en garage. Volgens de ter zitting aanwezige taxateur had hij het bouwdossier gelicht om de inhoud van de garage te bepalen. Achteraf is kennelijk gebleken dat de gemeente niet over bouwtekeningen beschikte en zijn de maten in overleg met belanghebbende bepaald aan de hand van zijn bouwtekeningen. Namens de heffingsambtenaar is een nieuw taxatierapport opgesteld dat uitkomt op een waarde van € 387.000.
Belanghebbende heeft in het bezwaarschrift verzocht te worden gehoord indien de heffingsambtenaar voornemens zou zijn het bezwaar geheel of gedeeltelijk af te wijzen. De heffingsambtenaar heeft belanghebbende niet uitgenodigd voor een hoorgesprek.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil
- of de hoorplicht is geschonden;
- of de heffingsambtenaar de waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld.
Belanghebbende bepleit uiteindelijk een waarde van € 386.000. De heffingsambtenaar verdedigt uiteindelijk een waarde van € 387.000. Dit maakt dat het beroep in ieder geval gegrond zal worden verklaard.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.