Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:7499, AWB - 16 _ 751

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-11-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:7499, AWB - 16 _ 751

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 november 2016
Datum publicatie
14 december 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:7499
Zaaknummer
AWB - 16 _ 751

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is een aanslag successierecht opgelegd. Belanghebbende streeft met haar bezwaar de verhoging van het saldo van de nalatenschap en van haar erfdeel na. Nu het bezwaar belanghebbende niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot de aanslag waartegen het bezwaar is gericht, heeft de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Een geschil tussen de erfgenamen over de omvang van de nalatenschap kan alleen aan de civiele rechter worden voorgelegd. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 16/751

uitspraak van 9 november 2016

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 22 december 2015 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag in het recht van successie wegens een verkrijging in het jaar 2008 in verband met de nalatenschap van [erflater] (aanslagnummer [aanslagnummer]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van haar echtgenoot [vergezel] , en haar gemachtigde [gemachtigde] , verbonden aan [kantoor gemachtigde] te [vestigingsplaats] , en namens de inspecteur [gemachtigden] . Zoals ter zitting besproken zijn ter completering van het dossier van de inspecteur een kopie van de brief van de gemachtigde van belanghebbende van 10 oktober 2016 en een kopie van het formulier proceskosten aan deze uitspraak gehecht.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Op 1 juli 2008 is de vader van belanghebbende, [erflater] , overleden. Belanghebbende, haar moeder (hierna: de moeder) en haar zus (hierna: de zus) zijn de enige erfgenamen.

2.2.

Aan belanghebbende is met dagtekening 2 maart 2010 een aanslag successierecht 2008 opgelegd. De aanslag is gebaseerd op de door de moeder en de zus op 26 januari 2010 ingediende aangifte. Belanghebbende heeft deze aangifte niet ondertekend. De aanslag is verstuurd naar het adres van de moeder. De inspecteur heeft niet eerder dan op 17 maart 2010 een duplicaat van het aanslagbiljet aan belanghebbende toegezonden.

2.3.

Voor het eerst bij brief van 27 april 2010, door de inspecteur ontvangen op 29 april 2010, heeft belanghebbende kenbaar gemaakt dat het saldo van de nalatenschap volgens haar op een onjuist bedrag is vastgesteld.

2.4.

Het beroep richt zich tegen de uitspraak op bezwaar van 22 december 2015 waarin de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.

2.5.

Overeenkomstig de eensluidende opvattingen van partijen is de rechtbank van oordeel dat de in 2.3 vermelde brief is op te vatten als een bezwaarschrift tegen de in 2.2 vermelde aanslag en dat geen sprake is van een – niet verschoonbare – overschrijding van de bezwaartermijn.

2.6.

Het overwogene in 2.5 leidt echter niet tot de conclusie dat sprake is van een ontvankelijk bezwaar. Belanghebbende streeft met haar bezwaar de verhoging van het saldo van de nalatenschap en van haar erfdeel – en daarmee van haar belastbare verkrijging - na. Dat resultaat kan niet via deze procedure worden bereikt. Het bezwaar kan belanghebbende niet in een betere positie brengen met betrekking tot de aanslag waartegen het bezwaar is gericht. Om die reden is het bezwaar niet-ontvankelijk. Een geschil tussen de erfgenamen over de omvang van de nalatenschap kan alleen aan de civiele rechter worden voorgelegd. Het verzoek van belanghebbende om de inspecteur op te dragen onderzoek te doen naar de omvang van de nalatenschap leidt niet tot een ander oordeel. Voor het geven van een zodanige opdracht bestaat geen juridische grondslag. Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat een zodanig onderzoek kan leiden tot navorderingsaanslagen. Indien belanghebbende daarmee bedoelt op te komen tegen de beslissing van de inspecteur om geen navorderingsaanslagen op te leggen, kan dat haar niet baten. Tegen een dergelijke beslissing van de inspecteur staat namelijk geen bezwaar en beroep open, waardoor een tegen die beslissing gericht bezwaar niet-ontvankelijk is.

2.7.

Gelet op het vorenstaande is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep daarom ongegrond verklaard.

2.8.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 9 november 2016 door mr. W.A.P. van Roij, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en prof.mr. I.J.F.A. van Vijfeijken, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.H.M. van Ooijen, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.