Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-12-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:7653, BRE - 15 _ 6341 t/m 15_6344, 15_6631 t/m 15_6637, 15_6639 en 15_6640
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-12-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:7653, BRE - 15 _ 6341 t/m 15_6344, 15_6631 t/m 15_6637, 15_6639 en 15_6640
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 2 december 2016
- Datum publicatie
- 24 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:7653
- Zaaknummer
- BRE - 15 _ 6341 t/m 15_6344, 15_6631 t/m 15_6637, 15_6639 en 15_6640
- Relevante informatie
- Wet belasting zware motorrijtuigen [Tekst geldig vanaf 01-09-2020] [Regeling ingetrokken per 2022-08-22] art. 2, Wet belasting zware motorrijtuigen [Tekst geldig vanaf 01-09-2020] [Regeling ingetrokken per 2022-08-22] art. 11, Wet belasting zware motorrijtuigen [Tekst geldig vanaf 01-09-2020] [Regeling ingetrokken per 2022-08-22] art. 13, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 67c
Inhoudsindicatie
Art. 2, 11 en 13 Wet BZM en art. 67c AWR. Vermindering BZM-boeten tot symbolische bedragen. Straftoemeting Hof ’s-Hertogenbosch als oriëntatiepunt gebruikt. De verzuimen zijn terug te voeren op één fout aan de zijde van belanghebbende. Hoewel de boeten in vier zaken niet in de beoordeling kunnen worden betrokken omdat de beroepen hiertegen niet-ontvankelijk zijn, houdt de rechtbank bij de straftoemeting in de andere zaken wel rekening met de oplegging van die vier boeten. In aanmerking genomen dat het fenomeen van veroordeling zonder strafoplegging in het fiscale boeterecht geen gemeengoed is en dat vernietiging van de boeten onvoldoende tot uitdrukking zou brengen dat hier wel sprake is van beboetbare verzuimen, heeft de rechtbank elke boete in de ontvankelijke zaken verminderd tot het symbolische bedrag van € 10.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/6341 t/m 15/6344, 15/6631 t/m 15/6637, 15/6639 en 15/6640
uitspraak van 2 december 2016
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.