Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-11-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8018, BRE - 15 _ 8209_8210_8211_8212_8213_8214
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-11-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8018, BRE - 15 _ 8209_8210_8211_8212_8213_8214
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 november 2016
- Datum publicatie
- 18 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:8018
- Zaaknummer
- BRE - 15 _ 8209_8210_8211_8212_8213_8214
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag BZM
Belanghebbende heeft voor 4 van haar zware motorrijtuigen de verschuldigde BZM vóór de aanvang van het gebruik van de autosnelweg niet op aangifte voldaan. Der fout is ontstaan door vakantie van een medewerker en is na twee dagen ontdekt; de directeur heeft toen meteen contact opgenomen met de belastingdienst om alsnog te betalen. De rechtbank oordeelt dat de 6 naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en dat sprake was van een verzuim. Ten aanzien van de redelijkheid en proportionaliteit van de boeten van 6 x € 263 acht de rechtbank – in de gegeven omstandigheden - redelijk te volstaan met één boete per motorrijtuig.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/8209 tot en met 15/8214
uitspraak van 15 november 2016
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De in één geschrift opgenomen uitspraken van de inspecteur van 21 december 2015 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslagen Belasting
zware motorvoertuigen (hierna: BZM), aanslagnummers [aanslagnummer] .Z.50004.8 tot en met [aanslagnummer] .Z.50009.8 en de bij gelijktijdige beschikkingen opgelegde verzuimboeten.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2016 te Tilburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende de gevolmachtigde [gemachtigde 1] , en namens de inspecteur [gemachtigde 2] .
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart de beroepen in de zaken 15/8209, 15/8210, 15/8211 en 15/8213 ongegrond;
- -
-
verklaart de beroepen in de zaken 15/8212 en 15/8214 ongegrond voor zover het de naheffingsaanslagen betreft en gegrond voor zover het de boeten betreft;
- -
-
vernietigt in de zaken 15/8212 en 15/8214 de uitspraken tegen de boeten en de boetebeschikkingen;
- -
-
gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 331 vergoedt.
2 Gronden
Belanghebbende exploiteert een transportonderneming. Belanghebbende is op de in 2.3 genoemde controledata volgens de kentekenregistratie houder van de motorrijtuigen met kentekennummers [kenteken A] , [kenteken B] , [kenteken C] en [kenteken D] (hierna: de motorrijtuigen). Belanghebbende voldoet de belasting door middel van een maandaangifte.
Er is geconstateerd dat met de motorrijtuigen op de in 2.3 genoemde controledata gebruik werd gemaakt van de autosnelweg zonder dat de verschuldigde BZM vóór de aanvang van dat gebruik op aangifte was voldaan.
De inspecteur heeft met dagtekening 29 september 2015 ter zake van het in 2.2 bedoelde gebruik de onderhavige naheffingsaanslagen BZM en boetebeschikkingen opgelegd:
Zaaknr. |
kenteken |
controledatum |
Aanslag |
bedrag |
Boete |
15/8209 |
[kenteken A] |
1 juli 2015 |
Z.50004.8 |
€ 8 |
€ 263 |
15/8210 |
[kenteken B] |
1 juli 2015 |
Z.50005.8 |
€ 8 |
€ 263 |
15/8211 |
[kenteken C] |
2 juli 2015 |
Z.50006.8 |
€ 8 |
€ 263 |
15/8212 |
[kenteken B] |
2 juli 2015 |
Z.50007.8 |
€ 8 |
€ 263 |
15/8213 |
[kenteken D] |
2 juli 2015 |
Z.50008.8 |
€ 8 |
€ 263 |
15/8214 |
[kenteken A] |
2 juli 2015 |
Z.50009.8 |
€ 8 |
€ 263 |
Aan belanghebbende zijn eerder naheffingsaanslagen BZM met boeten opgelegd, op 6 maart 2015 en 16 april 2015. Dit omdat de verschuldigde BZM vóór de aanvang van het gebruik van de autosnelweg niet op aangifte was voldaan.
In geschil is of de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Niet in geschil is dat belanghebbende op de data waarop de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen betrekking hebben de BZM niet op aangifte had voldaan.
Artikel 11 van de Wet BZM bepaalt dat de belasting moet zijn betaald vóór aanvang van het gebruik van de autosnelweg. Op grond van artikel 13, eerste lid van de Wet BZM (tekst 2015) kan de inspecteur, indien wordt geconstateerd dat de verschuldigde belasting niet, niet tijdig of niet geheel is betaald een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.278 opleggen aan de houder van het motorrijtuig. Paragraaf 36, derde lid van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst bepaalt dat, indien wordt geconstateerd dat de verschuldigde belasting inzake de Wet BZM niet, gedeeltelijk niet of niet binnen de termijn is betaald, dit een verzuim vormt ter zake waarvan de inspecteur een verzuimboete kan opleggen van 5 procent van het wettelijk maximum van artikel 13 van de Wet BZM (€ 263). De enkele constatering dat verzuimd is de verschuldigde belasting te betalen is voldoende voor het opleggen van een verzuimboete. Dit is slechts anders indien sprake is van afwezigheid van alle schuld.
Belanghebbende heeft gesteld dat haar medewerker, die normaliter de eurovignetten regelde, begin juli 2015 op vakantie is gegaan zonder deze taak over te dragen. De directeur [gemachtigde 1] heeft dat binnen een week ontdekt en heeft toen namens belanghebbende contact opgenomen met de inspecteur en gevraagd of hij het rijden zonder vignetten achteraf nog kon herstellen. Belanghebbende is toen meegedeeld dat dat niet kon. Vervolgens zijn de onder 2.3 vermelde naheffingsaanslagen met verzuimboeten opgelegd. Belanghebbende stelt voorts dat de heffingen en de boeteopleggingen onredelijk zijn. Ter zitting heeft belanghebbende nog aangevoerd dat het mogelijk moet zijn om achteraf een fout te mogen herstellen.
De rechtbank overweegt als volgt. De BZM is een aangiftebelasting. Vast staat dat in onderhavige zaken de BZM niet is betaald vóór aanvang van het gebruik van de autosnelweg. De belasting kan dan worden nageheven (artikel 20 AWR). Het nageheven bedrag van € 8,- is dat van een dagvignet en dat is niet te hoog.
Wat betreft de verzuimboete is het vast beleid van de Belastingdienst dat de boete wordt gematigd tot 5% daarvan of € 263. De inspecteur heeft de boeten conform dat beleid vastgesteld. De rechtbank acht de boeten ook passend en geboden, nu sprake is geweest van eerdere verzuimen van belanghebbende. De boete is immers bedoeld om in te scherpen dat echt moet worden betaald voordat de vrachtauto’s de autosnelweg op gaan. Het is de verantwoordelijkheid van belanghebbende, als ondernemer, om ervoor te zorgen dat de eurovignetten tijdig worden gekocht. De omstandigheid dat daarvoor een personeelslid is ingeschakeld dat is vergeten dat te regelen tijdens zijn vakantie, brengt niet mee dat bij belanghebbende sprake is van afwezigheid van alle schuld. Het blijft de verantwoordelijkheid van belanghebbende.
Het vorenoverwogene neemt niet weg dat de boeten redelijk en proportioneel moeten zijn. Belanghebbende heeft ingegrepen zodra haar duidelijk werd dat sprake was van een omissie met de eurovignetten. De rechtbank acht het dan redelijk te volstaan met één boete per auto waarvoor de omissie heeft gegolden. Dat betekent dat de boeten bij de naheffingsaanslagen voor de auto’s met kenteken [kenteken A] en [kenteken B] met controledatum 2 juli 2015 worden vernietigd.
Gelet op het vorenstaande dienen de beroepen met zaaknummers 15/8212 en 15/8214 gegrond te worden verklaard voor zover het betrekking heeft op de boete en zijn de beroepen voor het overige ongegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling nu niet is gesteld dat kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 15 november 2016 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.