Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-02-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1157, BRE - 16 _ 2858
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-02-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1157, BRE - 16 _ 2858
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 28 februari 2017
- Datum publicatie
- 7 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:1157
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:2263, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BRE - 16 _ 2858
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting artikel 7.2, artikel 18 Verdrag NL-Portugal, buitenlandse belastingplicht
Belanghebbende is woonachtig in Portugal. Hij ontvangt een pensioenuitkering uit Nederland. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur het volledige pensioen terecht in de heffing heeft betrokken nu dit pensioen in Portugal voor minder dan 90 procent in de heffing is betrokken.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/2858
uitspraak van 28 februari 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (Portugal),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd ( [aanslagnummer] ) en bij gelijktijdige beschikking belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 april 2016 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 10 mei 2016, ontvangen bij de rechtbank op 11 mei 2016, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd. Een afschrift van deze conclusie is aan de wederpartij verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2017 te Breda.
Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal, waarvan een afschrift tegelijk met deze uitspraak is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Op 16 juli 2001 heeft belanghebbende Nederland verlaten. Op 2 juni 2010 heeft belanghebbende zich in Portugal ingeschreven als ‘resident’ en sindsdien woont hij in Portugal.
In 2012 heeft belanghebbende een pensioenuitkering ontvangen van een in Nederland gevestigd pensioenfonds van € 92.304. Hierop is € 29.986 aan loonbelasting ingehouden. De opbouw van dit pensioen heeft belastingvrij plaatsgevonden. De werkgeversbijdragen waren onbelast en de werknemersbijdragen waren fiscaal aftrekbaar.
Bij brief van 4 maart 2013 heeft belanghebbende de Belastingdienst verzocht om vrijstelling van inhouding van loonbelasting. Met dagtekening 27 maart 2013 heeft belanghebbende daarop een antwoord ontvangen, luidende als volgt:
“Wij hebben bovengenoemde brief van u ontvangen.
U bent inderdaad over uw pensioen belastingplichtig in Portugal. Een kopie van uw brief heb ik doorgestuurd naar onze afdeling loonbelasting. Zij zullen u een formulier toesturen waarin u voor uw komen vrijstelling kunt verkrijgen. Indien u dit vrijstellingsformulier naar de uitkerende instantie toestuurt, wordt geen loonheffing meer ingehouden op uw uitkering.
In die aangifte (ook online) is een vraag opgenomen, waar u uw inkomen kunt vrijstellen.
Voor 2011 heb ik dit voor u aangepast. Voor 2012 kunt u dit in uw aangifte aangeven.
In de hoop u met bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd, verblijven wij.”
Op 18 april 2013 heeft belanghebbende het formulier voor de aanvraag van de vrijstelling van inhouding loonbelasting ingediend. Bij brief van 23 september 2015 heeft de inspecteur het verzoek afgewezen.
Met dagtekening 16 augustus 2013 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag IB/PVV 2012 met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.20.01 opgelegd. Bij die aanslag is de ingehouden loonheffing terugbetaald en belastingrente vergoed. Met dagtekening 16 oktober 2015 heeft de inspecteur ten name van belanghebbende de definitieve aanslag IB/PVV 2012 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 92.304. Bij gelijktijdig genomen beschikking is aan hem € 2.674 belastingrente in rekening gebracht.
Van de in 2.2 vermelde pensioenuitkering heeft belanghebbende in zijn Portugese aangifte voor de inkomstenbelasting 2012 € 13.845 (15% van € 92.304) aangegeven. Hierover heeft Portugal het reguliere tarief geheven.
3 Geschil
Tussen partijen is het volgende in geschil:
-
Heeft de inspecteur het pensioen terecht en tot het juiste bedrag tot het belastbare inkomen uit werk en woning gerekend? Meer specifiek is in geschil of artikel 18 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Portugal tot vermijding van dubbele belasting en voorkoming van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en vermogen van 20 september 1999 (hierna: het Verdrag) op juiste wijze is toegepast.
-
Indien dat zo is, staat het vertrouwensbeginsel aan de heffing van IB/PVV in de weg?
-
Is aan belanghebbende terecht belastingrente in rekening gebracht?
-
Heeft belanghebbende recht op integrale proceskostenvergoeding?
-
Heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding van € 1.000 op grond van artikel 8:73 van de Awb?
Belanghebbende beantwoordt de vragen 1 en 3 ontkennend en de overige vragen bevestigend. De inspecteur beantwoordt de vragen in tegengestelde zin.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en primair en subsidiair tot vermindering van de aanslag en de beschikking belastingrente tot nihil (met toekenning van de verzochte vergoedingen). Meer subsidiair concludeert belanghebbende tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 78.458.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.