Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-02-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1430, AWB - 16 _ 4921

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-02-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1430, AWB - 16 _ 4921

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
23 februari 2017
Datum publicatie
13 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:1430
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4921

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 16/4921

Uitspraak van 23 februari 2017

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Belastingsamenwerking West-Brabant,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 1 juli 2016 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag precariobelasting over het jaar 2015.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2017 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, haar echtgenoot [echtgenoot], en namens de heffingsambtenaar, [verweerder].

1 Beslissing

De rechtbank verklaart:

- het beroep ongegrond;

- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan deze vergoedt.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende exploiteert een onderneming aan de [adres] te [plaats X]. Voor de deur staat op gemeentegrond een reclamebord, een zogenoemde windmaster.

2.2.

Aan belanghebbende is voor de windmaster een aanslag precariobelasting 2015 opgelegd ten bedrage van € 156,88. Het tarief is gebaseerd op een bord met een oppervlakte van 2 x 0,5 m². Bij de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.

2.3.

In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag precariobelasting tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder wenst belanghebbende antwoord op de vraag hoe de afmetingen van windmaster door de gemeente zijn bepaald.

2.4.

De rechtbank stelt vast dat de horizontale oppervlakte van de windmaster 0,48 m² (80 bij 60 cm) meet en de verticale oppervlakte 0,72 m² (120 bij 60 cm).

2.6.

Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Verordening precariobelasting van de [gemeente X] kan ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een precariobelasting worden geheven.

In artikel 6, tweede lid, van de Verordening is voor de berekening van de precariobelasting bepaald: “Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.”

In 6.1.3. van de bij de Verordening behorende Tarieventabel is bepaald:

in andere dan onder 6.1.1 en 6.1.2 van dit hoofdstuk genoemde gevallen bedraagt het tarief per ½ m² van de oppervlakte van de grootste zijde van het voorwerp:

(…)

6.1.3.3 per jaar € 78,44

2.7.

Belanghebbende is van mening dat ‘een zijde’ van een voorwerp geen oppervlakte kan hebben en dat de Verordening in zoverre onduidelijk lijkt.

2.8.

Volgens het “Van Dale” woordenboek Nederlandse taal is ‘de zijde’ onder meer “een kant, grensvlak van een lichaam”. Van een grensvlak kan een oppervlakte worden berekend. De Verordening is derhalve voldoende duidelijk. Tussen partijen is niet in geschil dat de grootste zijde van de windmaster een oppervlakte van 0,72 m² heeft.

2.9.

Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de precariobelasting voor de windmaster van belanghebbende in overeenstemming met de Verordening en de Tarieventabel is vastgesteld op tweemaal € 78,44 gebaseerd op de grootste oppervlakte van de windmaster van 0,72 m². Daarom is het beroep ongegrond.

2.10.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De heffingsambtenaar heeft ter zitting te kennen gegeven het griffierecht te vergoeden, nu belanghebbende pas in beroep duidelijkheid heeft gekregen hoe de gemeente de afmetingen van windmaster heeft bepaald. De rechtbank heeft aldus beslist.

Deze uitspraak is gedaan op 23 februari 2017 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.