Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-03-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1531, BRE - 15 _ 8234

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-03-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1531, BRE - 15 _ 8234

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
1 maart 2017
Datum publicatie
14 april 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:1531
Zaaknummer
BRE - 15 _ 8234
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 13

Inhoudsindicatie

Art. 13 AWR

Bij een doorzoeking van de woning van belanghebbende in 2014 is in de kelder een hennepdrogerij aangetroffen. In een in 2015 in beslag genomen auto die op naam van belanghebbende stond, zijn 8,3 gram gedroogde hennep, een weegschaaltje en lege wietzakjes gevonden. Naar aanleiding hiervan is voor het jaar 2015 aan belanghebbende een voorlopige aanslag opgelegd, waarbij inkomsten uit het verhandelen van hennep in aanmerking zijn genomen. De inspecteur heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende inkomsten had uit het verhandelen van hennep. De rechtbank vernietigt de voorlopige aanslag.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 15/8234

uitspraak van 1 maart 2017

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden beschikking

De beschikking van de inspecteur van 7 december 2015 (hierna: de beschikking van 7 december 2015) met betrekking tot het verzoek om herziening van de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 78.000 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.50.01) (hierna: de voorlopige aanslag).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2017 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn vader, [persoon A] , en zijn gemachtigde, [gemachtigde] , verbonden aan [advocatenkantoor] te Maastricht, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

De zaken met zaaknummers BRE 15/7799, 15/8234 en 16/22 zijn tegelijkertijd ter zitting behandeld.

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de beschikking van 7 december 2015 en de voorlopige aanslag;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 741;

- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan hem vergoedt.

2 Gronden

Aanleiding tot het vaststellen van de voorlopige aanslag

2.1.

Belanghebbende was in 2014 in loondienst werkzaam in [de garage] (hierna: de garage) te [woonplaats] . De woning van belanghebbende is naast de garage gelegen.

2.2.

Op 9 maart 2014 omstreeks 23.40 uur is door twee politieagenten een sterke hennepgeur waargenomen op het woonadres van belanghebbende, waarna zij aan belanghebbende toestemming hebben gevraagd om in de woning te onderzoeken of sprake is van een hennepplantage. Belanghebbende heeft die toestemming niet gegeven.

2.3.

Op 10 maart 2014 om 00.13 uur hebben twee andere politieagenten gezien dat een persoon met zwarte tassen de woning van belanghebbende verliet en deze tassen in een gereedstaande auto plaatste. In de tassen zat 13.841 gram aan gedroogde henneptoppen.

2.4.

Op 10 maart 2014 omstreeks 00.32 uur heeft de politie de woning van belanghebbende betreden met gebruikmaking van een schriftelijke machtiging van de piket officier van justitie en heeft een doorzoeking van de woning plaatsgevonden. In het slot van de kelderdeur bevond zich een sleutel met daaraan een sleutelbos waartussen, volgens het proces-verbaal van de doorzoeking van de politie, onder meer een sleutel van de voordeur van de woning van belanghebbende zich bevond. In de kelder werden materialen en spullen aangetroffen die worden gebruikt voor het drogen van hennep. Het doek van de aangetroffen koolstoffilter was ernstig vervuild. Op de vloer bevond zich een laag aangekoekte hennep- en harsresten. Achter de droogrekken werden verdorde henneptoppen c.q. hennepafval aangetroffen. Volgens het proces-verbaal van de doorzoeking kan uit het voorgaande worden afgeleid dat in de kelder al geruime tijd hennep werd gedroogd.

2.5.

In verband met de aangetroffen hennepdrogerij in de woning van belanghebbende is belanghebbende bij uitspraak van [datum 1] 2015 door rechtbank Limburg veroordeeld wegens medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

2.6.

De vader van belanghebbende heeft op [datum 2] 2015 in Duitsland een personenauto van het merk BMW X6 (hierna: de auto) gekocht. De auto is door belanghebbende naar Nederland gereden, ingevoerd en met behulp van zijn rijbewijs op kenteken ( [kenteken] ) gezet. Belanghebbende heeft de auto vervolgens op Marktplaats te koop aangeboden. Op 15 mei 2015 is de auto door de ontvanger van de Belastingdienst in beslag genomen. Op aanwijzing van belanghebbende is in de auto 8,3 gram gedroogde hennep, een weegschaaltje en lege wietzakjes gevonden. Volgens het proces-verbaal van het verhoor van [datum 3] 2015 naar aanleiding van deze vondst heeft belanghebbende tijdens het verhoor aan de politie verklaard dat de gevonden hennep was bedoeld voor eigen gebruik. Over zijn wietgebruik heeft belanghebbende verklaard dat hij sinds hij een kind heeft minder gebruikt, maar daarvóór zo’n 4 à 5 jointjes op een dag rookte en dat hij met een zakje van 5 gram dan ongeveer 2 à 3 dagen doet. Ook heeft hij verklaard dat hij altijd Amnesia heeft gerookt en daarvoor circa € 13,50 per gram heeft betaald.

2.7.

In de periode 7 augustus 2012 tot en met 5 augustus 2015 was het stroomverbruik van belanghebbende volgens afschriften van rekeningen van energieleverancier Nuon als volgt:

Periode

Verbruik

Toelichting op de meterstand volgens afschrift energierekening

07-08-2012 t/m 05-08-2013

12.402 kWh

Eindstand geschat door Nuon

06-08-2013 t/m 01-08-2014

17.174 kWh

Beginstand geschat door Nuon

02-08-2014 t/m 05-08-2015

9.620 kWh

Eindstand geschat door Nuon

Aanslag- en bezwaarprocedure

2.8.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2015 (nog) geen aangifte IB/PVV gedaan. Naar aanleiding van (het proces-verbaal van de politie met betrekking tot) de aangetroffen hennepdrogerij in de woning van belanghebbende (zie 2.4) en de aangetroffen materialen in de auto (zie 2.6) heeft de inspecteur aangenomen dat belanghebbende van 1 januari 2013 tot en met 13 mei 2015 inkomsten heeft genoten uit het drogen van en/of handelen in hennep. De inspecteur heeft daarom op 12 augustus 2015 de voorlopige aanslag opgelegd. Het belastbare inkomen uit werk en woning in het jaar 2015 heeft de inspecteur daarbij geschat op € 78.000, waarvan een bedrag van € 45.500 verband houdt met de inkomsten uit het drogen van en/of handelen in hennep.

2.9.

Belanghebbende heeft op 31 augustus 2015 een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag ingediend. Bij beschikking van 7 december 2015 heeft de inspecteur dit verzoek afgewezen. Belanghebbende heeft bij brief van 10 december 2015 een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzing van het verzoek om herziening. Op verzoek van belanghebbende heeft de inspecteur ingestemd met prorogatie en het bezwaarschrift doorgezonden naar de rechtbank bij brief van 21 december 2015.

2.10.

In geschil is of de voorlopige aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd en niet tot een te hoge bedrag is vastgesteld.

Met betrekking tot de voorlopige aanslag

2.11.

Op grond van artikel 13, eerste lid, van de AWR kan de inspecteur een voorlopige aanslag opleggen tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag, met toepassing van de in artikel 15 voorgeschreven verrekening van de voorlopige aanslagen en de in de belastingwet aangewezen voorheffingen, vermoedelijk zal worden vastgesteld. Op grond van artikel 23, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling van de AWR legt de inspecteur een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt. Volgens het tweede lid van laatstgenoemd artikel kan het bedrag van de voorlopige aanslag worden geschat op grond van de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over het meest recente belastingjaar.

2.12.

Ter onderbouwing van de schatting van de hoogte van de voorlopige aanslag heeft de inspecteur gewezen op het feit dat het door belanghebbende aangegeven inkomen in 2013 en 2014 inmiddels bij de vaststelling van de (navorderings)aanslagen over die jaren is gecorrigeerd in verband met de door de inspecteur veronderstelde inkomsten uit het drogen en/of verhandelen van hennep. Naar aanleiding van de vondst van de gedroogde hennep, het weegschaaltje en de lege wietzakjes in de op 13 mei 2015 in beslag genomen auto (zie 2.6), heeft de inspecteur aangenomen dat belanghebbende ook in de periode 1 januari 2015 tot en met 13 mei 2015 inkomsten heeft genoten uit het drogen en/of verhandelen van hennep. Daarbij heeft de inspecteur tevens het hoge stroomverbruik in de woning van belanghebbende en de uitgaven van belanghebbende voor wietgebruik (door de inspecteur geschat op € 10.000 per jaar) in aanmerking genomen. Omdat de inspecteur geen gegevens heeft over de omloopsnelheid in een hennepdrogerij, is hij uitgegaan van het rapport van het Bureau Ontnemingen van het Openbaar Ministerie (hierna: het rapport BOOM), waarin met betrekking tot een hennepkwekerij het aantal oogsten per jaar wordt berekend op 5. Daarbij heeft de inspecteur opgemerkt dat de omloopsnelheid in een hennepdrogerij waarschijnlijk zelfs nog hoger ligt dan die van een hennepkwekerij. De waarde van de op 10 maart 2014 aangetroffen hennep in de woning van belanghebbende is door de inspecteur berekend op € 22.700. Het totale inkomen uit het drogen en/of verhandelen van hennep in de periode 1 januari 2015 tot en met 13 mei 2015 is door de inspecteur geschat op 2 oogsten x € 22.700 = € 45.400, afgerond € 45.500.

2.13.

Belanghebbende heeft aangevoerd dat de ontvanger van de Belastingdienst het kistje met inhoud in de auto heeft gevonden op aanwijzing van belanghebbende zelf. De aangetroffen materialen waren bedoeld voor eigen gebruik. De hoeveelheid aangetroffen hennep van 8,3 gram wijzen er volgens hem niet op dat hij een handelaar zou zijn in hennep. Met betrekking tot het hoge stroomverbruik heeft belanghebbende aangevoerd dat hij een grote woning heeft (inhoud 920 m3), waardoor hij meer stroom gebruikt dan iemand met een gemiddelde woning. Ook had hij van tot 2011 tot en met september 2014 een zwembad in de tuin bij zijn woning. Dit zwembad is in september 2014 afgebroken, maar de heater voor het verwarmen van het water heeft belanghebbende nog steeds. De heater had een verbruik van 2160 kWh per maand. Verder zijn op de stroomvoorziening van zijn woning zes schijnwerpers aangesloten die te koop staande auto’s van de garage verlichten (verbruik 550 kWh per jaar).

2.14.

De rechtbank stelt voorop dat de rechtvaardiging voor het opleggen van een voorlopige aanslag moet worden gevonden in een aanmerkelijk verschil tussen het te verwachten bedrag van de definitieve aanslag en de voorheffingen. De hoogte van de voorlopige aanslag moet daarom met de nodige voorzichtigheid en redelijkheid worden bepaald. Het bedrag van de voorlopige aanslag kan worden geschat op grond van de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over het meest recente belastingjaar (zie slotzin 2.11). Nu de inspecteur ter zitting heeft verzocht om een zelfstandig oordeel over de hoogte van het inkomen in 2015, zonder daarbij rekening te houden met het oordeel van de rechtbank over het inkomen in 2014 (in de zaak met zaaknummer BRE 15/7799), heeft de rechtbank het inkomen voor 2015 dienovereenkomstig zelfstandig beoordeeld.

2.15.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in 2015 inkomsten had uit het drogen en/of verhandelen van hennep. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het kistje in de auto is gevonden op aanwijzing van belanghebbende zelf. Indien belanghebbende zou handelen in hennep, dan zou deze aanwijzing niet voor de hand hebben gelegen. Ook de hoeveelheid aangetroffen hennep (8,3 gram) wijst eerder op het eigen gebruik van de hennep dan op handel daarin. De enkele omstandigheid dat ook een weegschaal en lege wietzakjes zijn aangetroffen, leidt niet tot een ander oordeel, ook niet indien het ongebruikte wietzakjes betreffen. Evenmin kan de verwijzing van de inspecteur naar het stroomverbruik van belanghebbende dit oordeel anders maken. De rechtbank overweegt dat de meterstanden door energieleverancier Nuon gedeeltelijk zijn geschat, zodat het precieze stroomverbruik in het jaar 2015 niet kan worden bepaald. Gelet op de verklaringen van belanghebbende en de geschatte meterstanden heeft de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het stroomverbruik wijst op de aanwezigheid van een hennepdrogerij in de woning van belanghebbende gedurende de periode 1 januari 2015 tot en met 13 mei 2015. Ook de verwijzing naar de uitgaven van belanghebbende voor wietgebruik, zo die al voor het jaar 2015 op het door de inspecteur geschatte bedrag van € 10.000 kunnen worden bepaald, is onvoldoende om in redelijkheid aan te kunnen nemen dat belanghebbende in 2015 inkomsten heeft gehad uit het drogen en/of verhandelen van hennep.

2.16.

Doordat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende in 2015 (ook) inkomsten had uit het drogen en/of het verhandelen van hennep, heeft de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank evenmin aannemelijk gemaakt dat er een aanmerkelijk verschil is tussen het te verwachten bedrag van de definitieve aanslag en de voorheffingen. De voorlopige aanslag kan daarom niet in stand blijven.

2.17.

Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.

Proceskostenvergoeding

2.18.

De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor de kosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Echter, de rechtbank ziet, anders dan belanghebbende, geen aanleiding voor een integrale of additionele proceskostenveroordeling. De rechtbank stelt voorop dat de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank niet het verwijt treft dat hij de voorlopige aanslag tegen beter weten in heeft opgelegd en gehandhaafd. Hiertoe acht de rechtbank het volgende van belang:

- Het gaat in onderhavige zaak om een feitelijke kwestie waar de inspecteur minder zicht op heeft dan belanghebbende.

- Aan belanghebbende kan worden toegegeven dat de inspecteur weinig geloof heeft gehecht aan ontkrachtende bewijzen die belanghebbende heeft aangedragen. Daar staat tegenover dat belanghebbende blijft volharden dat zijn rol met betrekking tot de aangetroffen hennepdrogerij in zijn woning beperkt was tot die van verhuurder terwijl de rechtbank evenals de inspecteur dat ongeloofwaardig acht.

- Het feit dat de bezwaarbehandelaar in de bezwaarfase contact heeft opgenomen met de aanslagregelaar, is onvoldoende voor het oordeel dat de inspecteur tegen beter weten in de voorlopige aanslag heeft gehandhaafd.

- De inspecteur heeft een zelfstandig recht voor het opleggen van de voorlopige aanslag; niet vereist is dat hij de beslissing van de strafrechter zou moeten volgen. In het strafrecht draait het om wettig en overtuigend bewijs van het tenlastegelegde. In deze procedure volstaat het aannemelijk maken van de belaste inkomsten uit het drogen en/of verhandelen van hennep.

Naar het oordeel van de rechtbank kan de inspecteur niet worden verweten dat hij in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opleggen van de voorlopige aanslag of ter zake van zijn beslissing deze in bezwaar te handhaven.

2.19.

De kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 2.223 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 246, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1,5 voor het gewicht van de zaak). De rechtbank neemt hierbij in ogenschouw het belang en de omvang van de in het kader van de verleende rechtsbijstand te verrichten werkzaamheden. De rechtbank beschouwt de zaken van belanghebbende (zaaknummers 15/7799, 15/8234 en 16/22) als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit. De rechtbank heeft daarom in de hiervóór genoemde zaken een proceskostenvergoeding toegekend van € 2.223 gedeeld door 3, dat is € 741 per zaak.

Deze uitspraak is gedaan op 1 maart 2017 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.A. Riemens, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.