Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-03-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1728, AWB - 16 _ 431
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-03-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:1728, AWB - 16 _ 431
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 22 maart 2017
- Datum publicatie
- 16 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:1728
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 431
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Belanghebbende laat een binnenzwembad bouwen aan het woonhuis van haar vennoten. Na realisatie stelt belanghebbende het zwembad ter beschikking aan Fysio VOF voor fysiotherapeutische behandelingen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van verhuur van een onroerende zaak. Tussen partijen is dan niet in geschil dat er sprake is van een belastbare prestatie en dat belanghebbende recht heeft op aftrek van de bij de bouw van het zwembad in rekening gebrachte omzetbelasting. Wel ziet de rechtbank in hetgeen partijen over en weer hebben gesteld reden om de vooraftrek te beperken wegens privégebruik van het zwembad.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 16/431 tot en met BRE 16/433
Uitspraak van 22 maart 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[A VOF] , gevestigd te [plaats X] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 27 augustus 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 (hierna: het jaar 2014) ( [aanslagnummer] F.02.4502) opgelegd naar een bedrag van € 9.050. In hetzelfde geschrift is € 201 belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 4 september 2015 een beschikking ‘geen teruggaaf van omzetbelasting’ over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 (hierna: het jaar 2013) ( [aanslagnummer] O.02.3501) afgegeven.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 11 december 2015 de hiertegen gerichte bezwaren ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag, de in rekening gebrachte belastingrente en de beschikking gehandhaafd. De inspecteur heeft eveneens bij uitspraak op bezwaar van 11 december 2015 het bezwaar gericht tegen de beschikking ‘geen teruggaaf van omzetbelasting’ over het jaar 2013 (nummer: [aanslagnummer] B.02.3500) ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 19 januari 2016, ontvangen bij de rechtbank op 20 januari 2016, beroep ingesteld. Deze beroepen zijn geregistreerd onder de zaaknummers: BRE 16/433 betreffende [aanslagnummer] F.02.4502, BRE 16/432 betreffende [aanslagnummer] B.02.3501 en BRE 16/431 betreffende [aanslagnummer] B.02.3500. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal griffierecht geheven van € 334. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een faxbericht van 23 januari 2017 ingediend. Dit faxbericht is ter zitting in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2017 te Breda. Voor het verhandelde ter zitting en een overzicht van de aldaar verschenen personen verwijst de rechtbank naar het afschrift van het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt toegestuurd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Op [datum] 1995 werd [A VOF] opgericht met als vennoten [het echtpaar] . [A VOF] verrichtte van omzetbelasting vrijgestelde fysiotherapieactiviteiten . Vanaf omstreeks 1999 is de handelsnaam [naam] toegevoegd.
Per [datum] 2007 (bij overeenkomst van [datum] 2007) werd [A VOF] (hierna: [A VOF] ) opgericht door [het echtpaar] en hun zoon [naam] . Hierbij zijn door [het echtpaar] onder meer de activiteiten en de roerende zaken van [A VOF] ingebracht. Het door [het echtpaar] uitgeoefende bedrijf [B VOF] (hierna: [B VOF] ) blijft buiten deze vennootschap.
[A VOF] heeft praktijkruimten op meerdere locaties, te weten aan de [adres 1] te [plaats X] , de [adres 2] te [plaats X] en [adres 3] te [Plaats Y] .
[het echtpaar] is woonachtig in het woonhuis aan de [adres 2] te [plaats X] (hierna: het woonhuis). In het woonhuis is de voornoemde praktijkruimte, bestaande uit twee behandelkamers en een fitnessruimte, gelegen.
In 2013 is gestart met de uitbreiding van het woonhuis door de aanbouw van een binnenzwembad inclusief douche- en kleedruimte en berging (hierna: het zwembad). De facturen hiervan zijn gericht aan [B VOF] . Op de facturen van [naam bouwbedrijf] staat achter ‘betreft’: ´Uitbreiding woonhuis aan de [adres 2] te [plaats X] ’.
Op 2 april 2014 hebben [B VOF] en [A VOF] een ‘overeenkomst gebruik zwembad’ gesloten. Hierbij zijn [B VOF] en [A VOF] overeengekomen dat [B VOF] het zwembad aan [A VOF] in gebruik geeft tegen een vergoeding van € 30 per uur exclusief 6% omzetbelasting. Maandelijks wordt een voorschotfactuur van € 1.000 exclusief btw in rekening gebracht. Aan het einde van het jaar vindt een afrekening plaats op basis van het werkelijke gebruik.
In de overeenkomst staat voorts, voor zover hier van belang:
“ 3. Voorwaarden /verplichtingen voor Gebruiker
a. Het is Gebruiker [Rb: [A VOF] ] niet toegestaan het zwembad aan een derde (andere dan een patiënt van Gebruiker) in gebruik te geven;
b. Het zwembad moet door Gebruiker in overeenstemming met haar bestemming worden gebruikt, aanwijzingen van de beheerder in dit kader moeten stipt worden opgevolgd;
c. In het gehele gebouw mag niet gerookt worden;
d. De gebruiker mag alleen binnen de overeengekomen tijd het zwembad betreden;
e. Het zwembad dient na het overeengekomen gebruik te worden achtergelaten zoals de gebruiker de accommodatie in gebruik nam. Bij niet-naleving hiervan zullen de eventuele kosten voor schoonmaak, reparatie of anderszins door Exploitant [Rb: [B VOF] ] in rekening worden gebracht bij Gebruiker;
f. Gebruiker is verplicht Exploitant onmiddellijk in kennis te stellen van alle schade en/of gebreken aan het zwembad of inventaris daarvan;
g. Gebruiker is verplicht tot vergoeding van schade aan het zwembad en inventaris, die door zijn toedoen is veroorzaakt;
h. De aanwezige nooduitgangen mogen niet worden geblokkeerd en de brandblusmiddelen moeten bereikbaar zijn;
i. Het zwembad mag niet met schoenen worden betreden (uitsluitend badslippers, blote voeten of de desbetreffende schoenhoesjes);
j. Het is verboden om in het zwembad eten of drinken te nuttigen.
4. Bepalingen voor Exploitant
a. Exploitant is gehouden tot de schoonmaak en onderhoud van het zwembad en te voorzien in de voorzieningen en materialen, zodat Gebruiker het zwembad kan gebruiken voor de bestemming;
b. Exploitant is gerechtigd om over het zwembad te beschikken voor het uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden of evenementen van Exploitant zelf; van dit recht zal uitstuitend
gebruik worden gemaakt in goed overleg met Gebruiker;
c. Exploitant is gerechtigd om in geval van wanbetaling of het anderszins niet nakomen van
overeengekomen voorwaarden door Gebruiker, een bestaande overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen en de toegang tot het zwembad te weigeren. Bij achterstallige betalingen wordt een incassobureau ingeschakeld;
d. Exploitant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die ontstaat als gevolg van letsel, toegebracht aan Gebruiker en derden tijdens het gebruik van het zwembad;
e. Exploitant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor beschadigen, verwisselen of zoekraken van materialen en eigendommen van Gebruiker en derden;”
Per 1 april 2014 is het zwembad in gebruik genomen.
Over het jaar 2013 zijn op 24 maart 2014 een jaaraangifte en op 8 januari 2015 een suppletieaangifte omzetbelasting gedaan. De jaaraangifte resulteerde in een verschuldigd bedrag aan omzetbelasting (hierna: OB) van € 2.287 en een bedrag aan voorbelasting van € 42.254. In de suppletie is dit herzien in een verschuldigd OB bedrag van € 2.280 en aan voorbelasting een bedrag van € 41.348. Het in deze aangiften belichaamde verzoek om teruggaaf van uiteindelijk € 39.068 is bij beschikking van 4 september 2015 (zie 1.1.2) afgewezen.
Over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2014 is aangifte omzetbelasting gedaan resulterend in een terug te ontvangen bedrag van € 5.805, bestaande uit € 429 verschuldigde omzetbelasting en € 6.234 aan voorbelasting, waarvan € 5.298 ziet op de in rekening gebrachte omzetbelasting ter zake van de bouw van het zwembad. Dit bedrag is aan belanghebbende uitbetaald. Bij naheffingsaanslag van 27 augustus 2015 is dat bedrag van € 5.805 nageheven tezamen met een bedrag van € 3.245 dat ziet op het tweede kwartaal van 2014, derhalve in totaal € 9.050 (zie 1.1.1).
3 Geschil
In geschil is of de terbeschikkingstelling van het zwembad door [B VOF] aan [A VOF] aangemerkt moet worden als de verhuur van een onroerende zaak. Indien de terbeschikkingstelling verhuur van een onroerende zaak is, dan is niet in geschil dat de beroepen ongegrond zijn. Indien het geen verhuur van een onroerende zaak is, dan is in geschil of rekening gehouden dient te worden met privégebruik, en zo ja, in welke mate.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot toekenning van de teruggaaf over 2013 zoals verzocht en tot vernietiging dan wel vermindering van de naheffingsaanslag en de in rekening gebrachte belastingrente.
De inspecteur concludeert primair tot ongegrondverklaring van de beroepen en subsidiair tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot een teruggaaf over 2013 en vermindering van de naheffingsaanslag voor 2014 naar de in 4.6 vermelde bedragen.