Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-01-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:177, AWB - 15 _ 7277
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-01-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:177, AWB - 15 _ 7277
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 16 januari 2017
- Datum publicatie
- 27 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:177
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 7277
Inhoudsindicatie
Artikel 2 en 33 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken – naheffingsaanslag verbruiksbelasting
Belanghebbende heeft frisdrank gekocht en deze ingeslagen in haar inrichting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Wet (IVV).
In het stelsel van de Wet ligt besloten dat teruggaaf van verbruiksbelasting op de voet van artikel 33, eerste lid, onderdeel d, van de Wet wordt verleend tot ten hoogste het bedrag aan belasting dat is voldaan aan de belastingdienst. Nu de rechtbank aannemelijk acht dat de frisdrank afkomstig is uit het buitenland en van daaruit is vervoerd naar de IVV van belanghebbende, is ter zake van die frisdrank geen verbruiksbelasting voldaan. Aangenomen moet worden dat belanghebbende als ervaren marktdeelnemer wist of redelijkerwijs kon weten dat op de momenten waarop zij de frisdrank voorhanden kreeg de onderwerpelijke goederen niet in de heffing van verbruiksbelasting waren of zouden worden betrokken. De inspecteur heeft de teruggevraagde verbruiksbelasting terecht nageheven.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/7277
uitspraak van 12 januari 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 17 september 2014 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag in de verbruiksbelastingen op alcoholvrije dranken opgelegd voor een bedrag van € 245.420,55 (aanslagnummer: [aanslagnummer] ). Bij gelijktijdig genomen beschikking is heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 30.369.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 oktober 2015 het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen bij op 11 november 2015 ter griffie ingekomen brief beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2016 te Breda.
Een overzicht van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting is vastgelegd in een proces-verbaal van de zitting dat tegelijk met deze uitspraak aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is in Nederland gevestigd en heeft een groothandel in alcoholische en alcoholvrije dranken (frisdrank). Zij beschikt over een in artikel 14, lid 1, van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken (hierna: de Wet; in de voor het onderhavige tijdvak geldende tekst) bedoelde vergunning voor een inrichting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Wet (hierna: IVV).
In de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 heeft belanghebbende frisdrank gekocht van achtereenvolgens [leverancier 1] , [leverancier 2] en [leverancier 3] (hierna: de leveranciers). De leveranciers zijn in Nederland gevestigde bedrijven. Zij hebben nimmer aangifte voor de verbruiksbelasting gedaan dan wel een betaling van verschuldigde verbruiksbelasting gedaan.
Belanghebbende heeft de geleverde frisdrank ingeslagen in haar IVV. Op haar maandelijkse aangiften verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken heeft belanghebbende ter zake van de onder 2.2 vermelde aankopen verbruiksbelasting in aftrek gebracht tot een bedrag van € 245.420,55. Deze teruggaven zijn vervolgens verleend. Op vrijwel alle facturen van de leveranciers zijn bedragen opgenomen onder de vermelding van "accijns". In nagenoeg alle gevallen waarin “accijns” op de factuur stond vermeld, heeft belanghebbende zelf het bedrag herrekend naar het volgens haar juiste bedrag aan verbruiksbelasting dat zij door middel van haar maandaangifte heeft teruggevraagd.
De inspecteur heeft bij belanghebbende een controle ingesteld naar de juistheid van haar aangiften met betrekking tot de in aftrek gebrachte verbruiksbelasting. Aanleiding voor deze controle was een onderzoek van de FIOD naar het (mogelijk) ontduiken van verbruiksbelasting door de leveranciers. Naar aanleiding van deze controle heeft de inspecteur geconstateerd dat de door belanghebbende in aftrek gebrachte verbruiksbelasting niet door de leveranciers is voldaan en geconcludeerd dat ten onrechte teruggaaf is verleend. De inspecteur heeft dientengevolge de onderwerpelijke naheffingsaanslag opgelegd.
In de Wet is, voor zover hier van belang, bepaald:
"Artikel 1 (...)
2. Onder de naam verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt een belasting geheven ter zake van de uitslag en de invoer van alcoholvrije dranken. (...)
Artikel 2
In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder:
(…)
b. inrichting: iedere plaats waar op grond van de bepalingen van deze wet alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak onder schorsing van belasting mogen worden vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden; (…)
Artikel 3
1. In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder uitslag het brengen van alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak buiten een plaats die voor dat soort goed als inrichting is aangewezen. (...)
Artikel 4
1. Als uitslag wordt mede aangemerkt het voorhanden hebben van alcoholvrije dranken (...) waarvan de belasting niet is geheven, door:
a. een ondernemer in het kader van zijn onderneming, anders dan in een inrichting die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen; (...)
Artikel 14
1. Een plaats kan alleen als inrichting worden gebruikt indien daartoe een vergunning is verstrekt door de inspecteur. (...)
Artikel 16
De belasting wordt geheven van de vergunninghouder van de inrichting. (...)
Artikel 33
1. Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt op verzoek teruggaaf van belasting verleend voor alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak die:
(...)
d. zijn gebracht binnen een inrichting die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen; (...)
Artikel 34
De inspecteur beslist op een verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking.".
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. De inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan. De hoogte van de naheffingsaanslag is niet in geschil.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen daar op de zitting aan is toegevoegd.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.